100 jaar NMT
Op 14 februari 2014 vierde de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) haar honderdste en meteen ook haar laatste verjaardag. De bijeenkomst vond plaats in de Ridderzaal in Den Haag. Het is voorstelbaar dat sommigen hier wat ambivalent tegenover stonden. Sommige tandartsen menen dat er niets goeds meer van de overheid is te verwachten, anderen vinden dat juist aan de overheid moet worden uitgelegd dat tandartsen een beroepsgroep vormen die zich ten volle inzet voor de samenleving in het algemeen en de mondzorg van een patiënt in het bijzonder. Tot deze laatste groep tandartsen behoort onmiskenbaar de voorzitter van de NMT, Rob Barnasconi. Hij verklaarde er trots op te zijn dat de mondzorg in Nederland, afgemeten aan de mondzorg in andere Europese landen, zinnig, zuinig en toegankelijk is. Hij verbaasde zich erover dat tandartsen individueel veel vertrouwen genieten bij de consument, maar dat het collectieve imago slecht is. Barnasconi zag de toekomst, gelet op de initiatieven die het veld ontplooid heeft, met vertrouwen tegemoet.
Vervolgens liet Fred Rozema zien dat er een wederzijdse beïnvloeding is van de mondziekten en de algemene gezondheid. Een probleem is dat er doorgaans niet sprake is van een eenduidige relatie maar dat er meer factoren bij betrokken zijn. Als tweede punt noemde Rozema dat veel algemene ziekten hun (eerste) symptomen kunnen hebben in de mond.
Als derde spreker feliciteerde minister Edith Schippers de NMT met haar 100-jarig jubileum. Schippers sprak lovende woorden aan het adres van de Nederlandse tandarts. Als een persoonlijke noot meldde ze, dat ze na afloop van de bijeenkomst “nog een vulling moest laten vervangen door een tandarts”. En ze was blij dat ze daar op vrijdagavond nog aan geholpen kon worden. Ook voor de beroepsgroep als geheel had Schippers lovende woorden. Als het gaat om taakherschikking, preventie, visitatie en het maken van richtlijnen loopt de beroepsgroep voorop in Europa. Schippers ging ook in op de voortijdige beëindiging van het experiment met de vrije tarieven. Voor haar had dit einde niet gehoeven. Niettemin heeft het experiment volgens haar geleid tot meer transparantie van kwaliteit in de mondzorg. Tot slot deelde de minister mee dat aan de NMT het predicaat ‘Koninklijk’ was verleend en feliciteerde ze de beroepsvereniging met dit predicaat. De redactie van het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde sluit zich hierbij van harte aan en hoopt dat de Koninklijke NMT nog vele feestelijke jubilea mag vieren.