3% van 20-jarigen heeft ernstige gebitsslijtage
Uit het door Arie van ’t Spijker uitgevoerde systematisch literatuuronderzoek naar het voorkomen van gebitsslijtage toonde aan dat – volgens de literatuur van 1980 tot medio 2007 - ernstige gebitsslijtage voorkomt bij 3% van de 20-jarigen en stijgt tot 17% van de 70-jarigen. Van ’t Spijker vond geen aanwijzingen dat wereldwijd de aantallen in de afgelopen decennia zijn gestegen.
Het promotieonderzoek van de promovendus richtte zicht op gebitsslijtage en op de veronderstelde beschermende werking van cuspidaten. Naast het literatuuronderzoek bestudeerde Van ’t Spijker gebitsmodellen van 28 tandheelkundestudenten met een interval van 3 jaar om toename van slijtage te vergelijken met anatomische kenmerken. Daartoe werd eerst een meetmethode getest en vervolgens toegepast. Uit het literatuuronderzoek en het klinisch onderzoek bleek dat er een significante associatie was tussen de toename van slijtage en het aanwezig zijn van frontgeleiding en de grootte van de horizontale overbeet. De lichaamshouding is van invloed op de occlusale contacten tijdens laterale kaakbewegingen; het occlusieconcept op zich bleek alleen in specifieke situaties van invloed op slijtage.
Op 11 april 2019 promoveerde Arie van ’t Spijker aan de Radboud Universiteit in Nijmegen op zijn proefschrift ‘Tooth wear: prevalence and occlusal factors’. Promotor was prof. dr. N.H.J. Creugers en copromotor was dr. C.M. Kreulen.
In een van de volgende edities dit jaar zal een in de serie Hora est uitgebreider worden ingegaan op dit promotieonderzoek. Zie ook Onder de loep van 11 januari 2014 waarin Arie van ’t Spijker vragen beantwoordde in de beginfase van zijn promotietraject.