Autologe cranioplastieken geven hoge risico op infectie en resorptie
Sophie van de Vijfeijken stelt vast dat het gebruik van autologe cranioplastieken niet kan worden aanbevolen omdat ze vergeleken met alloplastische cranioplastieken een hoger risico op infectie en resorptie hebben. Cranioplastieken zijn uitgenomen delen van het schedeldak wanneer bij (trauma)patiënten de intracraniële druk te hoog is vanwege een trauma, een cerebrovasculair accident, een infectie of een al dan niet kwaadaardig neoplasma. In enkele gevallen kan dit autologe bot of botlap niet teruggeplaatst worden. Dan kan gekozen worden voor een cranioplastiek van alloplastisch materiaal: titanium, polymethylmethacrylaat (PMMA), hydroxyapatiet en polyether ether ketone (PEEK).
Om nieuw materiaal voor cranioplastieken te ontwikkelen inventariseerde Van Vijfeijken de risico’s voor het falen van een autologe botlap. Deze risico's waren de opnameduur in het ziekenhuis na de decompressieve craniëctomie, de tijd tussen de operatie en het terugplaatsen van de autologe botlap en de follow-upduur na het terugplaatsen. Wanneer een botlap moest worden verwijderd wegens resorptie bleek er een associatie te zijn met een jongere leeftijd (35 versus 43 jaar), een groter craniaal defect en een langere follow-up na de cranioplastiek. Verder stelde ze vast dat het ontwerp en de productie van een PMMA cranioplastiek belangrijke factoren zijn voor de mechanische eigenschappen en dat PEEK cranioplastieken geen significante predictiefactoren voor het falen kenden. Tevens onderzocht Van Vijfeijken van 4 PMMA-materialen restmonomeren en stelt zij dat er specifieke samenstellingen van PMMA-achtige materialen ontwikkeld moeten worden voor verschillende medische toepassingen om nadelige effecten van ‘nalekkage’ zoveel mogelijk te beperken. Tot slot concludeerde de onderzoeker dat PMMA-materialen niet gesteriliseerd moeten worden met een autoclaaf omdat dan het materiaal vervormt. Ethyleenoxide, waterstofperoxide plasmagas en gamma-irradiatie zijn wel veilige sterilisatiemethoden.
Op 8 mei 2019 promoveerde Sophie E.C.M. van de Vijfeijken aan de Universiteit van Amsterdam op haar proefschrift ‘Clinical relevance of current materials for cranial implants. Towards an optimal patient-specific implant material’. Promotor was prof. dr. A.G. Becking en prof. dr. C.J. Kleverlaan. Copromotoren waren dr. T.J.J. Maal en prof. dr. D.T. Ubbink.