De Inspectie opnieuw onderzocht
Over het functioneren van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) zijn de laatste 15 jaar veel kritische rapporten en artikelen verschenen. Op verzoek van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport werden eind 2012 aan die lange rij opnieuw 2 rapporten toegevoegd. Het eerste is opgesteld door een consultancygroep onder leiding van K. van der Steenhoven en het andere door een commissie onder voorzitterschap van W. Sorgdrager, oud-minister en lid van de Raad van State
In het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht (2013; 1: 29-39) worden beide rapporten besproken. Volgens auteur Ph.S. Kahn vergroten de 2 rapporten de verwarring over het huidige functioneren van de IGZ en leiden de conclusies tot nog meer gezags- en reputatieverlies van deze belangrijke toezichthouder. In beide rapporten wordt benadrukt dat de toezichthouder zich enerzijds moet richten op de individuele burger bij de behandeling van klachten, terwijl de organisatie zich anderzijds moet richten op het toezicht op de gezondheidszorg als geheel. Sorgdrager concludeert dat de afhandeling van meldingen en incidenten beter moet worden aangestuurd en de voorstellen in het rapport van Van der Steenhoven staan op gespannen voet met de verantwoordelijkheden van zorgaanbieders voor de kwaliteit van zorg.
Het zal de meeste burgers echter niet bekend zijn dat de IGZ een louter procedurele taak vervult en (in beginsel) meldingen niet inhoudelijk onderzoekt, maar slechts verwijst. Als minister en politici een zo verregaande bemoeienis van de IGZ verlangen, dan moet er een fundamentele herbezinning op de inspectietaken plaatsvinden, vindt Kahn. Als dat niet gebeurt, en de IGZ haar huidige rol van toezichthouder op de gezondheidszorg blijft houden, stel de organisatie dan ook in staat dat te doen en stel geen beleidsadviezen op die zijn gebaseerd op incidenten.
De jurist Kahn stelt in zijn bespreking enigszins teleurgesteld vast dat moet worden betwijfeld of deze nieuwe onderzoeken de IGZ en het zorgveld wel een dienst hebben bewezen.
(M.A.J. Eijkman, redactiemedewerker)