Gebitsslijtage geen goede indicatie voor bruxisme
De klinisch vastgestelde gebitsslijtage en de zelfgerapporteerde parafuncties door patiënten zijn niet gerelateerd aan polysomnografische metingen van slaapbruxisme.
Ruim 12% van de volwassenen bruxeert regelmatig en aangenomen wordt dat slaapbruxisme bijdraagt aan gebitsslijtage. Een duidelijk oorzaak-gevolg is echter nog niet vastgesteld. Daarom werd onderzocht of de polysomnografische gegevens van slaapbruxisme geassocieerd konden worden met gebitsslijtage.
Voor het onderzoek moesten 36 mogelijke slaapbruxeerders de Nederlandse versie van de vragenlijst voor slaapstoornissen (SDQ) invullen. Daarnaast werd gedurende 1 nacht in de thuissituatie een polysomnografisch onderzoek uitgevoerd waarbij een elektroencefalogram, een elektromyogram en een elektro-olucogram werden gemaakt. De slijtage van het gebit werd vervolgens door een ervaren onderzoeker vastgelegd op een 5-puntenschaal.
Het bleek in dit onderzoek niet mogelijk om gebitsslijtage te associëren met zelfgerapporteerde parafuncties of te correleren met polysomnografische metingen gedurende de slaap. Dit komt overeen met de bevindingen in de literatuur. De multifactoriële etiologie van gebitsslijtage waarbij ook parafuncties overdag zoals nagelbijten, klemmen of zelfs knarsen en een chemisch-erosieve component een rol kunnen spelen, maakt dat in een vervolgonderzoek ook die componenten onderzocht moeten worden. De onderzoekers concludeerden dan ook dat gebitsslijtage niet zonder meer toegeschreven kan worden aan slaapbruxisme.
Voor meer informatie over het onderwerp kun je DentTalk podcast #3 met prof. dr. Frank Lobbezoo en dr. Ghizlane Aarab te beluisteren.
(Bron: J Oral Rehabil, 21 januari 2021)