Go easy on pink: soft tissue managed?
Op het voorjaarscongres van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie op 11 april 2014 begon Rino Burkhardt zijn voordracht met het bespreken van factoren die van belang zijn voor een succesvolle behandeling. Zowel ervaring als toepassing van kennis kunnen van invloed zijn. Maar waardoor zijn de eisen in de esthetiek hoger geworden: door de tandarts, de patiënt of door allebei? Vaak is een patiënt bang om een gebitselement te verliezen en in een stabiele situatie kan het dan soms beter zijn om niets te doen. Duidelijk is dat de criteria voor behandelsuccesvoor behandelaar en patiënt kunnen verschillen, waardoor het behandelresultaat door beiden verschillend kan worden geïnterpreteerd.
Hierna besprak hij de wondgenezing. Wondgenezing hangt onder andere af van de structuur van de bloedprop, de mechanische stress die van invloed is op de bloedprop en de ingroei van capillairen, die weer wordt bepaald door de fibrinestructuur. Zo geeft het passief sluiten van een wond geen goede wondgenezing en het sluiten onder veel spanning geeft littekenvorming. Een aanpak er tussenin zal tot de beste wondgenezing leiden.
Burkhardt ging tot slot van zijn betoog nog in op napijn die ontstaat na verwijdering van een bindweefseltransplantaat uit het palatum. Gebleken is dat bij een transplantaatdikte van >2 mm een patiënt meer napijn heeft dan bij een dikte van 1-2 mm; de pijn is dan met 50% gereduceerd. Een transplantaat van bindweefsel is de gouden standaard en als hiervoor wordt gekozen, moet het epitheel worden verwijderd.
Hannes Wachtel ging vervolgens in op de regeneratieve, resectieve en niet-chirurgische behandelmethoden. In zijn visie zijn de volgende factoren van invloed op het behandelresultaat: minimaal invasieve chirugische techniek, behoud van de papillen, het volledig sluiten van de flap en toepassing van een regeneratieve procedure. Hij benadrukte dat bij een flapincisie een ontspanningsincisie altijd nodig is. Het nadeel hiervan is echter dat dit voor littekenvorming kan zorgen, wat in het front niet wenselijk is. Ter illustratie werd een aantal casus besproken waarin de zogenoemde tunneltechniek is toegepast. Hierbij wordt het transplantaat door middel van incisies (zonder ontspanningsincisie) onder het tandvlees aangebracht. Het transplantaat moet niet te hoog worden vastgehecht, want dan is er een kans dat het boven het tandvlees uit gaat steken. De ervaring heef geleerd dat bij een recessiebehandeling de kans op 100% bedekking aanzienlijk kleiner wordt.
Een chirurgische apicale endodontische behandeling leidt vaak tot veel botverlies en zou moeten worden vermeden als er in de toekomst een kans bestaat op implanteren. In het front is vaak botopbouw van het buccale botlamel nodig. Belangrijk hierbij is dat de ruimte buccaal van het implantaat minimaal 2,5-3 mm is.
Wachtel besprak ten slotte casuïstiek waarin een tijdelijke prothetische voorziening op een implantaat was geplaatst 3-5 uur na plaatsing van het implantaat, het transplantaat en de botopbouw. Verder onderzoek van deze behandelwijze is geboden. (B.B.M. Kemp)