Hier ging mijn tandartshart natuurlijk niet sneller van kloppen!
Sommige patiënten zijn jarenlang niet naar de tandarts geweest. Dat zie ik zodra ze in de behandelstoel liggen en hun mond opendoen. In mijn allereerste beginperiode als praktiserende tandarts stelde ik deze patiënten op de hoogte van elk klein tandheelkundig probleem in hun mond, in de veronderstelling dat ze dit nog niet wisten. De meesten gaven aan er wel weet van te hebben, en toch sloegen ze vaak direct een behandelplan af. Het plan was te duur, ze zagen het niet zitten om zoveel tijd in de behandelstoel door te brengen, of ze zegden de eerstvolgende afspraak af en kwamen pas na een half jaar weer terug, voor een controleafspraak.
Inmiddels wijzer geworden, heb ik mijn aanpak veranderd. Als ik zie dat zo’n patiënt meerdere problemen in de mond heeft, begin ik met het hoofdprobleem. Ik start met het behandelen van de pijn, daarna volgen meestal een uitgebreide gebitsreiniging en instructies voor het verbeteren van de mondhygiëne. Ik vraag de patiënt ook er op te letten of hij knarst met de tanden, of zeg dat het endodontisch behandelde gebitselement toch echt van een kroon moeten worden voorzien. Ik bespreek de kosten en de behandelurgentie en ik heb dan gemerkt dat bij de volgende controle de behandelindicatie meestal geen probleem meer is. Deze aanpak betekent echter wel dat sommige patiënten in mijn praktijk te lang met een matige dentale conditie rondlopen.
Een goed voorbeeld is de 55-jarige man die ik enkele maanden geleden voor het eerst zag voor een gebitscontrole. Een kleine ruïne doemde voor me op. Zijn frameprothese bungelde aan parodontaal aangedane gebitselementen die onder de tandplak zaten, bij 2 gebitselementen stelde ik botverlies vast en bij 1 gebitselement zag ik een fistel. Voorzichtig bracht ik ter sprake dat een ongezonde mond niet goed is voor zijn algemene gezondheid. De man reageerde laconiek: hij wilde wachten met een behandeling totdat al zijn tanden waren uitgevallen. Hier ging mijn tandartshart natuurlijk niet sneller van kloppen! Ik zocht naar een gevoelige snaar bij mijn patiënt om de mondproblemen te duiden. “U ruikt erg uit uw mond”, zei ik naar waarheid. Zijn vrouw, die in een hoek van de behandelkamer zat, begon hevig te knikken. “Yes! Ik had beet!” De man ging overstag.
Op 2 volgende afspraken reinigde ik onder plaatselijke verdoving eerst de linkerzijde en daarna de rechterzijde van zijn gebit. De vieze smaak in zijn mond was een stuk minder, meldde hij blij de keer daarna, maar het extraheren van de 2 gebitselementen durfde hij toch nog niet aan. Liever wachten op ‘de spontane uitval’ (met alle ongemakken vandien). Wel mocht ik 2 kleinere caviteiten restaureren. Maar die fistel en die 2 gemutileerde gebitselementen zitten er dus nog steeds!
De tandarts doet zijn best, maar kan geen wonderen verrichten. Patiënt en ik zijn bekend met de problemen, aard en ernst ervan zijn besproken, maar behandeling is wat hem betreft vooralsnog niet aan de orde. Ik heb ondertussen vrede met deze aanpak, wat niet is kan nog komen, en ik heb goede hoop dat over een jaar of 2 zijn mond toch op orde is. Al bekruipt me af en toe ook wel de angst dat hij voor een pijnklacht in de weekenddienst een tandarts treft die denkt dat hier sprake is van malpraxis!