× ABONNEREN

Hoofdpijn & kopzorgen

14 oktober 2014 C.O.V.M. Gresnigt-Bekker, B. Stegenga Geen reacties

De Vereniging Medisch Tandheelkundige Interactie had haar jaarlijkse congres dit jaar, op 3 oktober 2014, gewijd aan de differentiële diagnostiek van hoofd- en aangezichtspijn, een onderwerp waarvoor, getuige de 300 deelnemers, veel belangstelling bestaat. Het gehoor was divers en bestond uit (al of niet gedifferentieerde) tandartsen, fysiotherapeuten, artsen en specialisten.

Arts en neurowetenschapper B. van Cranenburgh trapte af met een belangrijke boodschap: pijn komt tot stand door activering van onderdelen van het brein en is lang niet altijd het gevolg van weefselschade. Dat wil niet zeggen dat pijn in die gevallen ‘psychisch’ is, maar kan blijven bestaan als gevolg van het gevoeliger worden van het pijnsysteem (sensitisatie) of door een herordening in het brein (neurale reorganisatie), die met fMRI zichtbaar te maken is. De consequentie is dat een biopsychosociale pijnanalyse noodzakelijk is en dat de behandelmogelijkheden zich niet tot strikt medisch ingrijpen beperken. Sterker nog: medisch ingrijpen is in sommige situaties zelfs niet geïndiceerd en kan leiden tot verdere chronificatie.

In de voordracht van mka-chirurg B. Stegenga werd duidelijk gemaakt dat pijnen in gebitselementen weliswaar vaak van odontogene oorsprong zijn, maar ook het gevolg kunnen zijn van andere ziektebeelden. Nog te vaak bestaat bij diagnostische onzekerheid de neiging om in ieder geval ‘iets te doen’ en wordt dan overgegaan tot een (meestal irreversibele) tandheelkundige behandeling zonder dat de dentogene oorzaak van de pijn vaststaat. Beter is het om in dergelijke gevallen terughoudend te zijn en nader diagnostisch onderzoek te (laten) doen. Hiervoor werd een aantal praktische handreikingen geboden.

Orofaciaal fysiotherapeut C. Visscher ging nader in op de wetenschappelijke achtergronden bij en de klinische alarmsignalen van secundaire hoofdpijn die is geassocieerd met temporomandibulaire disfuncties (TMD), waarbij aandoeningen van het kaakgewricht en de kauwspieren centraal staan. Daarbij bleek dat er veel overlap blijkt te bestaan tussen TMD-gerelateerde klachten en ‘tension-type’ hoofdpijnen (die overigens niets met psychische spanning of spierspanning te maken hebben!).

W. Fokkens, kno-arts, maakte vervolgens duidelijk dat de meeste patiënten met een sinusitis geen hoofd- en aangezichtspijn hebben en dat patiënten die geen klachten hebben over een verstopte neus of rhinorrhoe zeer waarschijnlijk geen rhinosinusitis hebben. Een gesluierde sinus op een röntgenopname of CT-scan is niet noodzakelijk indicatief voor een sinusitis en dit is dan ook zelden de verklaring voor chronische hoofdpijnklachten.

Neuroloog G. Terwindt ging nader in op chronische migraine en benadrukte daarbij dat veel patiënten te veel medicatie gebruiken en dat comorbiditeit met depressie een belangrijke risicofactor is. Stoppen met medicatie leidt vaak eerst tot verergering van de hoofdpijnklachten, maar na enkele weken tot een aanzienlijke klachtenvermindering. De nadruk moet vervolgens komen te liggen op migraineprofylaxe.

Tot slot besprak neuroloog M. Ferrari de trigeminale autonome pijnvarianten, waarvan clusterhoofdpijn de belangrijkste is. Het gaat om uitermate heftige eenzijdige pijnaanvallen met autonome verschijnselen, die enkele uren kunnen duren. In de differentiële diagnostiek zijn de trigeminus neuralgie en pulpitis van belang. Hierdoor melden deze patiënten zich vaak bij allerlei zorgverleners, onder wie tandartsen, die het beeld vaak niet herkennen. Dit leidt nogal eens tot overbodige (tandheelkundige) ingrepen. Clusterhoofdpijn kan bij de meeste patiënten goed worden behandeld.

Samenvattend was dit een leerzaam congres, waarbij het belang van goede (differentiële) diagnostiek, zonodig samen met beelden van buiten het eigen vakgebied, door vrijwel alle sprekers werd benadrukt.

Winkelmandje

Er zitten geen programma's in het winkelmandje