Kleine mondopening draagt bij aan trismus
Promotie S. J. van der Geer
Factoren die het risico op trismus vergroten zijn het hebben van een kleine mondopening voordat de hoofd-halskankerbehandeling heeft plaatsgevonden, het hebben van een tumor in of in de nabijheid van de kauwspieren en het kaakgewricht en het ondergaan van een uitgebreide behandeling van de hoofd-halstumor. In de eerste 6 tot 12 maanden na de behandeling van kanker is de kans op het ontwikkelen van trismus het grootst. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Joyce van der Geer.
Met haar onderzoek wilde Van der Geer voor hoofd-halskankerpatiënten het afkappunt voor trismus bepalen, de factoren identificeren die bijdragen aan de ontwikkeling van trismus en de effectiviteit bepalen van rekregimes als therapie voor trismus.
Patiënten die behandeld worden voor hoofd-halskanker hebben veelal functionele problemen bij het openen van hun mond. Van der Geer kon vaststellen dat deze problemen worden ervaren bij een maximale mondopening van 35 mm of minder.
Om trismus te behandelen wordt vaak gebruikgemaakt van oefentherapie met rekapparaten (zoals de TheraBite® Jaw Motion Rehabilitation System™ en de Dynasplint Trismus System®). Echter, deze oefentherapie is intensief (kost veel tijd), kan negatieve bijwerkingen (pijn) geven, kent beperkingen (bijvoorbeeld niet te gebruiken bij een zeer kleine mondopening, kleiner dan circa 7 millimeter). Om trismus in de toekomst te voorkomen of de therapie te verbeteren, ziet Van der Geer oplossingen in het minimaliseren van de factoren die de mondopening negatief beïnvloeden en het optimaliseren van de effectiviteit van de therapie.
Op 3 februari 2020 promoveerde S. Joyce van der Geer aan de Rijksuniversiteit Groningen op haar proefschrift ‘Trismus in head and neck cancer patients’. Promotoren waren prof. dr. P.U. Dijkstra en prof. dr. J.L.N. Roodenburg, compromotor was dr. H. Reintsema.
Leestip:
- ‘Onder de loep! J. van der Geer’ van 5 mei 2017.