KNMT en ANT uiten bezwaren tegen uitbreiding van bevoegdheden mondhygiënist
Op 7 juni 2016 lieten zowel de KNMT als het ANT van zich horen naar aanleiding van een brief van minister E. Schippers van VWS aan de Tweede Kamer, waarin zijn haar voornemen kenbaar maakte om mondhygiënisten zelfstandige bevoegdheid toe te kennen bij het behandelen van primaire caviteiten, het toepassen van anesthesie en het maken van intraorale röntgen- en bitewing-opnamen. Het betreft een 5 jaar durend experiment, waarbij bekeken zal worden of de toekenning van de bevoegdheid leidt tot kwaliteitsverbetering in de individuele gezondheidszorg. De mondhygiënisten vallen dan tevens onder het tuchtrecht. Al tijdens het voorjaarscongres van de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten (NVM) op 5 april 2014 had het ministerie van VWS deze stap al bekendgemaakt.
De ANT liet al spoedig na publicatie van de kamerbrief weten ervan overtuigd te zijn dat dit experiment voor de kwaliteit van de mondzorg slecht zal uitpakken en heeft een brandbrief aan de minister geschreven. De grootste bezwaren van de ANT zijn dat ze vreest dat mondhygiënisten zich steeds minder zullen richten op preventie, de kosten van mondzorg zullen stijgen doordat de mondzorgsector te maken krijgt met meer bureaucratie, dossieroverdracht en over- en dubbele behandelingen, en dat door de verschillende loketten en verwarring over de deskundigheid patiënten met ziekten in de mond, zoals mondkanker, te laat worden gezien door een tandarts.
De ANT geeft aan wel voorstander te zijn van taakdelegatie, maar dan in opdracht van een tandarts. De beroepsvereniging heeft een alternatief voorstel, waarmee ze denkt de integrale mondzorg in Nederland efficiënter en kwalitatief beter te maken. Zo stelt zij voor initiatieven rond het delen van röntgenopnamnen en dossieroverdracht te faciliteren en gemotiveerde en getalenteerde mondhygiënisten de kans te geven via een verkorte opleiding te studeren voor tandarts. “Door betere afspraken te maken en deze vast te leggen in clinical guidelines, kan iedere mondzorgverlener zich richten op zijn kerncompetenties: de mondhygiënist op preventie om ernstiger problemen in de mond te voorkomen en de tandarts op curatieve behandelingen en de zorg voor herstel en genezing in de mond”, aldus voorzitter Jan Willem Vaartjes.
Ook de KNMT reageerde op de kamerbrief en stelde bij monde van waarnemend voorzitter Hendrike van Drie dat: “De regie over de mondzorg bij de tandarts moet blijven. Mondhygiënisten moeten zich blijven toeleggen op het voorkomen van problemen in de mond. Juist daar is gezondheidswinst te boeken: bij het voorkomen van gaatjes in plaats van het behandelen ervan.”
De KNMT deelt de meeste bezwaren van de ANT en heeft eveneens haar opvattingen kenbaar gemaakt via een ‘position paper’ die gedeeld is met het ministerie van VWS en zorgwoordvoerders in de Tweede Kamer. Daarin bepleit ze voor het vergroten van het aantal opleidingsplaatsen voor tandartsen, het houden van risicovolle behandelingen, zoals het maken van röntgenopnamen, bij tandartsen, het aanscherpen van de Wet BIG wat betreft de taken en bevoegdheden van de diverse mondzorgverleners, het verankeren van de signaleringsfunctie van tandartsen, bijvoorbeeld in geval van mondkanker of diabetes, in de Wet BIG en ten slotte vindt de KNMT dat het effect van het behandelen van primaire caviteiten en het toedienen van anesthesie door mondhygiënisten op de kwaliteit en de kosten van de mondzorg moet worden onderzocht.
De beroepsvereniging van mondhygiënisten NVM liet op haar website weten zeer verheugd te zijn dat de minister haar voornemen om de bevoegdheden van de mondhygiënist te verruimen nu in een officiële kamerbrief kenbaar heeft gemaakt. In diverse media heeft de vereniging al laten weten de bezorgdheid van de tandartsen te betreuren. “Mondhygiënisten worden al tien jaar lang opgeleid om zelfstandig gaatjes te vullen, en zijn daartoe dus bevoegd”, zei Ellen Bol van de NVM tegen de NOS.
(Bronnen: ANT, KNMT en NVM, 7 juni 2016)