Knopen doorhakken
In oktober was het de maand van het kind en terwijl Nederlanders zich bekommeren om Afrikaanse kinderen die alleen achterblijven omdat hun moeder is overleden aan aids of ebola, buig ik me over een klein Nederlands meisje. Vijf jaar oud is ze, en en ze ligt met 15 zwarte caviteiten in mijn behandelstoel. Een neef is meegekomen; de moeder schittert door afwezigheid. “Dit is echt heel erg”, bijt ik de neef toe, “ze moet direct worden behandeld.” Een beetje machteloos geeft hij aan dat hij zoveel mogelijk op haar past, maar niet in staat is om alle zorg voor het meisje op zich te nemen. Ik maak gelijk een behandelplan voor mijn jonge patiëntje. Bij de eerstvolgende behandelafspraak geef ik voedingsadvies, tandenpoetsinstructie en restaureer ik 2 kleine caviteiten. De oppas van het kind kijkt toe.
De keer daarop komt de moeder zowaar mee. Moeder en dochter zien er onverzorgd en vies uit. Ik onderdruk een woedegevoel en probeer een gesprek met de moeder aan te gaan. Ik zeg haar dat de conditie van het gebit van haar dochtertje neigt naar een vorm van kindermishandeling, dat een kind van 5 jaar niet zelf kan beslissen wanneer zij moet eten of drinken, haar tanden niet zelf kan poetsen en dat ik haar nu pijn moet doen omdat hier een verwaarloosd kind zit! De enige respons is een knikje, daarna staart ze ongeïnteresseerd het raam uit. Ik voel weer woede opkomen en ik overweeg sterk een melding te doen van kindermishandeling. Uiteindelijk besluit ik toch nog een keer met de moeder te praten, maar als het gesprek onbevredigend verloopt, zeg ik haar dat ik een melding ga doen.
Bij de volgende behandelafspraak zijn het patiëntje en haar moeder niet alleen, een frisse, verzorgde vrouw van halverwege dertig jaar is meegekomen. Ze stelt zich voor als de gezinscoach. Halverwege de behandeling vraagt ze wat ik aan het doen ben. “Hele erge rommel opruimen, bij een heel jong kind”, zeg ik. Na de behandeling vertel ik haar over het behandelplan en maak ik een verwijzing om enkele gebitselementen onder algehele narcose te laten verwijderen. De moeder weet niet hoe snel ze weg moet zijn en verlaat met het kind de behandelkamer. Met de gezinscoach praat ik nog even na. Ik vertel haar over de verontwaardiging die ik voelde bij het zien van de belabberde de conditie van het gebit van het meisje. Vijf jaar, en wat moet ze een pijn hebben!
Met het visitekaartje van de gezinscoach blijf ik achter in de behandelkamer. Of ik haar direct wil benaderen als er zich nog een keer zoiets voor doet met een kind. Dat zal ik zeker doen. Deze keer vond ik de stap om een melding te maken nog net iets te groot, maar die volgende keer hak ik de knoop eerder door.
Lisa Vermeulen, junior tandarts