Kwaliteitsverbetering en onderbouwing richtlijnen kno-artsen nodig
Promotie N. M. Kaper
Nederlandse keel-neus-oor (kno)-artsen zijn in het algemeen bekend met de inhoud van de beschikbare richtlijnen en passen deze ook toe in de praktijk. De kwaliteit en het onderliggende bewijs van de richtlijnen lijkt echter in veel gevallen nog niet voldoende te zijn. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Nina Kaper.
Kaper wilde achterhalen in hoeverre kno-artsen volgens evidence based practice (EBP) werken. Hiertoe werd de implementatie en toepassing van de Nederlandse en Europese richtlijnen voor chronische rhinosinusitis (CRS) onderzocht.
Voor het onderzoeken van het EBP-gedrag van kno-artsen ontwikkelde Kaper een vragenlijst en valideerde deze met behulp van internationale experts. Uit de respons op de vragenlijst bleek dat aanbevelingen uit de CRS-richtlijnen onder kno-artsen voldoende tot goed werden opgevolgd in de dagelijkse praktijk. Op basis van verzekeringsdata kon Kaper concluderen dat er beperkte praktijkvariatie was en er niet structureel afgeweken werd van het merendeel van de aanbevelingen.
De vergelijking tussen de huidige 10 beschikbare internationale CRS-richtlijnen lieten echter aanzienlijke verschillen zien op het gebied van ingangsvragen, de richting van het effect en de sterkte van de aanbevelingen. Ook bleken maar 5 van de richtlijnen van voldoende kwaliteit volgens AGREE II, een instrument om richtlijnen te beoordelen. Voor het verbeteren van de richtlijnen worden verschillende strategieën voorgesteld, zoals systematische richtlijnvernieuwing, gebruikmakend van gestandaardiseerde methodologie.
Op 31 januari 2020 promoveerde Nina M. Kaper aan de Universiteit van Amsterdam op haar proefschrift ‘Evidence-based otolaryngology - Research and practice in managing patients with chronic rhinosinusitis’. Promotoren zijn prof. dr. G.J.M.G. van der Heijden en prof. dr. R.J. Stokroos. Copromotor was dr. M.C.J. Aarts.