Mijn eerste spoeddienst…
Mijn eerste spoeddienst zit erop! Van zaterdagochtend 8 uur tot zondagochtend 8 uur werden de patiënten vanuit de dokterspost doorgeschakeld naar mijn mobiele telefoon. Ik verwachtte hoogstens 3 oproepen, en hooguit 1 patiënt die naar de praktijk moest komen, maar het tegendeel was waar. Na 1 uur had ik al 5 patiënten aan de lijn gehad en haastte ik me naar de praktijk. Onderweg, in de auto, werd ik aan de lopende band gebeld door patiënten met pijn en door de dokterspost die meldde dat ik onbereikbaar was omdat ik steeds in gesprek was. Met een – in mijn hoofd – provisorisch opgesteld rooster stond ik een half uur later in de praktijk.
Mijn assistente en ik gooiden de deuren open en al snel stroomde de wachtkamer vol. We verdeelden de patiënten over 2 behandelkamers en ik verplaatste me constant hiertussen, en ondertussen stond mijn telefoon roodgloeiend.
Een van de patiënten was een 85-jarige vrouw met een pijnlijke parodontitis apicalis aan de wortelrest van gebitselement 21. Wankelend, en leunend op haar wandelstok kwam ze de behandelkamer in gestrompeld en ik betrapte mezelf erop dat de tocht me wat lang duurde. Zodra ik begon met de verdoving, slaakte de vrouw een enorme gil. Ik schrok me wezenloos! Tijdens de extractie zat ze zo ongeveer tegen het plafond. Nog meer verdoving dus. In de tussentijd liep ik naar de andere kamer om een nieuwe patiënt te behandelen. Toen ik terugwam was de verdoving nog niet voldoende! Ik besloot intraligamentair bij te verdoven. Nog steeds onvoldoende! Wat nu? Ik belde een ervaren collega voor advies. En dat advies had hij: de patiënt en ik moesten gewoon even doorzetten. Met dat bericht ging ik terug naar de behandelkamer: “Mevrouw we moeten het maar gewoon gaan doen”, waarop de vrouw antwoordde: “doe het maar kind”.
Ik begon met de extractie en de vrouw begon met gillen. Gelukkig had ik vrij snel de radix in mijn tang met een dik abces aan de apex en kwam er uit de alveole een lading pus omhoog. De vrouw keek me aan en zei; “ik ben zo blij meisje”, waarop ik met tranen in mijn ogen alleen maar kon antwoorden: “ik ook!”. Ik liep door de wachtkamer naar de keuken, terwijl alle wachtkamerogen mij vragend volgden of zij nu aan de beurt waren.
In de keuken haalde ik een paar keer diep adem. Ik belde de snackbar voor broodjes kroket voor mijn assistente en mij, liep terug naar de wachtkamer, nam de volgende patiënt mee en maakte mijn spoeddienst af.
's Avonds belde de vrouw naar de dokterspost om te zeggen dat ik de Nobelprijs verdiende. Mijn eerste spoeddienst: ik was er bijna onder bezweken, maar ik ben nu wel een Nobelprijs rijker!
Lisa Vermeulen, tandarts