Onder de loep! Nicolien Kuper
Nicolien Kuper is sinds november 2009 promovenda aan het Radboud Universitair Medisch Centrum, afdeling Preventieve en Curatieve Tandheelkunde. Promotor van haar onderzoek is prof. dr. M.C.D.N.J.M. Huysmans, en dr. N.J.M. Opdam begeleidt het onderzoek als co-promotor. De redactie van het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde stelde 8 vragen over het onderzoek.
Wat onderzoek je?
Secundaire cariës is een van de meest voorkomende redenen om restauraties te vervangen. Over het ontstaan en de oorzaken van secundaire cariës bestaat nog veel onduidelijkheid. Er wordt bijvoorbeeld gediscussieerd of secundaire cariës wel wezenlijk anders is dan primaire cariës. In mijn promotieonderzoek is de hoofdvraag wat de invloed is van de breedte van de randspleet tussen een restauratie en een gebitselement op het secundaire cariësproces.
Wat is je drijfveer om onderzoek te doen?
Tijdens mijn opleiding tandheelkunde in Groningen deed ik al onderzoek via de Junior Scientific Masterclass. Onderzoek heeft mij altijd al geïnteresseerd. Na een jaar fulltime werken in de praktijk, besefte ik dat ik toch meer uitdaging nodig had in mijn vakgebied. Vervolgens kreeg ik de mogelijkheid van Marie-Charlotte Huysmans om bij haar en Niek Opdam te starten met een promotieonderzoek. De combinatie van onderzoek (2,5 dag) en werken in de tandartspraktijk (2,5 dag) is voor mij ideaal. Ik wil graag een bijdrage leveren aan de wetenschap, maar tegelijkertijd ook voeling houden met de praktijk.
Waarom is het promotie-onderwerp interessant om te onderzoeken?
In de praktijk zie ik veel secundaire cariës en ik vraag me altijd af hoe het komt dat het jarenlang goed gaat met een restauratie en dat er zich dan toch op een bepaald moment secundaire cariës onder ontwikkelt. Zolang we niet weten welke factoren een rol spelen bij het ontstaan van secundaire cariës, kunnen we deze ziekte ook niet voorkomen.
Wat zijn de belangrijkste hypothesen en onderzoeksvragen?
Zoals al aangegeven staat in mijn onderzoek de relatie tussen de breedte van de randspleet en wandlaesies centraal. Daarnaast heb ik onderzocht of restauratiematerialen het secundaire cariësproces beïnvloeden en of de microflora die is geassocieerd met secundaire cariës vergelijkbaar is met de microflora van primaire cariës.
Hoe is het onderzoek opgezet?
In mijn eerste retrospectieve klinische onderzoek heb ik geëvalueerd of restauraties die onder de glazuurcementgrens (subgingivaal) lagen, meer secundaire cariës vertoonden dan restauraties die boven de glazuurcementgrens (supragingivaal) lagen. Vervolgens heb ik in vitro onderzocht in hoeverre de kwaliteit van bonding en dus microlekkage een rol speelde bij het ontstaan van secundaire cariës als restauraties worden belast. In Pelotas (Brazilië) heb ik daarna een in vitro onderzoek verricht naar het ontstaan van cariës naast verschillende restauratiematerialen (amalgaam, verschillende composieten en bondings) met randspleten. Het laatste deel van mijn onderzoek betrof een klinisch in situ onderzoek, waarbij vrijwilligers 3 weken lang een intraoraal plaatje droegen met proefstukjes restauratiemateriaal en verschillende maten randspleten om te onderzoeken hoe groot de minimale randspleet moet zijn om secundaire cariës te ontwikkelen.
Wat is tot nu toe het grootste probleem waar je tegenaan bent gelopen?
Dat is toch wel de balans zien te houden tussen mijn 3 verschillende werkplekken en een privéleven. Reistijden van en naar deze werkplekken, een actief sociaal leven, sporten, op het thuisfront alles draaiende houden en ook nog onderzoek doen in Brazilië. Kortom: promoveren is al geen sinecure, maar met zoveel zaken ernaast, is het een echte ‘tour de force’.
Op welke onderzoeksresultaten hoopte je?
Ik hoopte aan het einde van mijn promotieonderzoek te kunnen zeggen dat vanaf een bepaalde breedte randspleet, bijvoorbeeld 50 µm, secundaire cariës zou kunnen ontstaan. Inmiddels hebben we alle resultaten en kunnen we niet zo precies die grenswaarde geven. Wel blijkt de grenswaarde een stuk lager te liggen dan altijd werd aangenomen. De kleinste randspleet in mijn in situ onderzoek was 68 µm en daar ontstond al een wandlaesie in, terwijl men altijd uitging van zo’n 250 µm. Wat we ook zagen is dat de cariësgevoeligheid van de patiënten vooral bepaalde of er wel of niet secundaire cariës ontstond en niet zozeer de grootte van de randspleet.
Wat levert dit onderzoek voor de tandheelkunde, de patiënt of de mondzorgverlener op?
Er worden in de algemene tandartspraktijk heel veel restauraties ‘preventief’ vervangen vanwege zogenaamde lekkage of randspleten. In mijn onderzoek heb ik aan kunnen tonen dat microlekkage alleen niet tot secundaire cariës leidt. Waarschijnlijk moet niet de randspleet de maatstaf zijn voor het vervangen van restauraties, maar het cariësrisico van de patiënt.