× ABONNEREN

Oratie prof. dr. J.J.M. Bruers

6 januari 2015 J.J.M. Bruers Geen reacties

Op 11 december 2014 sprak Josef Bruers zijn oratie ‘Kwaliteit begint met meten’ uit ter aanvaarding van de bijzondere leerstoel ‘Kwaliteit van mondzorg in de praktijk’ aan de Universiteit van Amsterdam. De instelling van deze bijzondere leerstoel is mogelijk gemaakt door de Koninklijke Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde.

Bruers begon zijn rede met de grote discrepantie die bestaat in het oordeel van Nederlanders over hun eigen tandarts en die van de beoordeling van de beroepsgroep als geheel. Patiënten zijn in het algemeen zeer tevreden over hun eigen tandarts en beoordelen hun tandarts zelfs beter dan hun huisarts. Het publieke imago van de beroepsgroep van tandartsen daarentegen is vaak negatief gekleurd. Uit groepsinterviews met patiënten kwam het beeld naar voren van ‘mythische geneesheren’ die middelen gebruiken en overwegingen hebben die niet inzichtelijk zijn voor de patiënt. En ook dat tandartsen solisten zijn, weinig communicatief en ieder voor zich een eigen koers lijken te varen. Deze stereotypen duiden op een achterliggend beeld van een ondoorzichtige begroepsgroep die onvoldoende het ‘wat’, het ‘waarom’ en het ‘hoe’ van hun zorgverlening over het voetlicht weet te brengen. Volgens Bruers komt het beeld van een ondoorzichtige beroepsgroep ook terug in het rapport ‘De mondzorg van morgen’, een adviesrapport van de Gezondheidsraad uit 2012, waarin de wetenschappelijke onderbouwing van de mondzorg onder loep is genomen. In dit advies was de conclusie dat de wetenschappelijke onderbouwing van het klinisch handelen in de mondzorg vaak gebrekkig is en dat er een kloof bestaat tussen de wetenschap en de praktijk.

Bruers wil een bijdrage leveren om deze kloof te verkleinen door onderzoek te initiëren naar het ‘wat’, ‘hoe’ en ‘waarom’ van het handelen van mondzorgverleners in de dagelijkse praktijk. Vragen als ‘wat zijn de gezondheidseffecten van preventieve en restauratieve behandelingen’ en ‘wat zijn de barrières om klinische richtlijnen te gaan gebruiken’ zijn voorbeelden van onderzoek die hem hierbij voor ogen staan. Participatie van mondzorgverleners door hen te stimuleren om in hun praktijk onderzoek uit te voeren is daarbij gewenst, zo niet noodzakelijk. Zijns inziens kan de kloof tussen wetenschap en praktijk namelijk niet beter worden gedicht dan door tandartsen die bereid zijn hun klinische activiteiten in de praktijk onderwerp van onderzoek te maken. Hij wil op deze wijze een structurele bijdrage leveren aan het beschikbaar komen van valide en betrouwbare informatie over de zorg in mondzorgpraktijken. Informatie die van nut moet zijn voor patiënten, voor zorgverzekeraars en natuurlijk ook voor de mondzorgverleners. Dergelijke informatie kan daarmee bijdragen aan meer vertrouwen van het publiek in de beroepsgroep, ook al werd duidelijk dat Bruers zich realiseert dat nog een lange weg is te gaan.

Winkelmandje

Er zitten geen programma's in het winkelmandje