Preventie van erosieve gebitsslijtage
Op zaterdag 25 oktober 2014 organiseerde het Ivoren Kruis in Amsterdam een congres over preventie van erosieve gebitsslijtage. Tijdens dit congres werd het nieuwe conceptadvies van het Ivoren Kruis over erosieve gebitsslijtage aan mondzorgverleners gepresenteerd.
Marie-Charlotte Huijsmans van het Radboudumc besprak de nieuwe inzichten die aan het conceptadvies ten grondslag liggen. Huijsmans vindt dat de laatste tijd in de media sprake is van een bangmakerij voor zure dranken. Volgens haar moet over primaire preventie van erosieve gebitsslijtage niet te moeilijk worden gedaan en volstaat het algemene basisadvies over voeding. Belangrijker voor het ontstaan van erosieve gebitsslijtage lijken modificerende factoren, zoals de verblijfstijd van het voedsel en dranken in de mond en de wijze waarop zij door de mondholte wordt bewogen. Aan de vragenlijst in het conceptadvies zijn dan ook items over mondgewoonten toegevoegd. Gastro-oesofageale refluxziekte (GORZ) lijkt bij volwassenen de belangrijkste oorzaak van erosieve gebitsslijtage. Aangezien veel volwassenen zich hiervan niet bewust zijn, bevat het conceptadvies ook een vragenlijst met secundaire symptomen aan de hand waarvan GORZ opgespoord kan worden.
Bas Loomans, eveneens van het Radboudumc, benadrukte dat het van groot belang is als mondzorgverlener eerst de verschillende verschijningsvormen van gebitsslijtage onbevooroordeeld te registreren, en daarna pas na te gaan wat de mechanische en chemische bijdragen aan het proces kunnen zijn. De eventuele progressie van de verschijningsvormen kan ook in een algemene praktijk worden gemonitord door het maken van intraorale foto’s en gebitsafdrukken. Uit gepresenteerde voorbeelden blijkt dat bij sommige patiënten sprake is van een stabiele situatie zonder behandelnoodzaak. Bij gebitsslijtage dient de hulpvraag van een patiënt altijd centraal te staan. Indien deze aanwezig is, wordt door Loomans een dynamisch behandelconcept met minimaal invasieve behandeling aanbevolen, waarbij toepassing van composiet de eerste keuze is.
Nadine Schlueter van de Justug-Liebig-Universiteit in Giessen (Duitsland) besprak de chemische achtergronden van tin. Tin komt voor als vierwaardig en als tweewaardig ion, waarvan laatstgenoemde vorm gunstige effecten op harde en zachte weefsels in de mond lijkt te hebben. Zo zouden mondverzorgingsproducten met tin, vooral in combinatie met fluoride, demineralisatie remmen en cariës reduceren. Ook zouden tin bevattende producten een ontstekingsremmende werking hebben. Als bijwerking van orale toepassing van spoeldranken met tin werd gevoelloosheid van de buccale mucosa genoemd.
De 3 presentaties gaven aanleiding tot een levendige discussie en veel vragen. Het valt te hopen dat het Ivoren Kruis deze discussiepunten meeneemt bij het vaststellen van het definitieve advies ‘Erosieve gebitsslijtage’.