Rondetafelbijeenkomst ‘Kennisagenda Mondgezondheid’
Vanuit het ACTA is afgelopen jaar een onderzoeksproject gestart met als doel een Kennisagenda Mondgezondheid samen te stellen. Het project sluit aan bij een belangrijke aanbeveling van de Gezondheidsraad in het rapport ‘Mondzorg van morgen’ uit 2012, over het overbruggen van de kloof tussen onderzoek en praktijk en het verwerven van voor de dagelijkse praktijk relevante kennis. Dit project is een initiatief van prof. dr. Geert van der Heijden van de sectie Sociale Tandheelkunde en in samenwerking met dr. Hagay Shemesh van de sectie Endodontologie opgezet.
Tijdens het project worden belangrijke lacunes in de aanwezige kennis in de dagelijkse praktijk van mondzorg op een systematische en transparante manier verzameld. Nadat deze kennislacunes zijn geprioriteerd, kunnen ze naast uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek worden gelegd. Het doel is de benodigde kennis voor de dagelijkse praktijk van mondzorg in kaart te brengen en te vergroten. In de geneeskunde is daarmee al ervaring opgedaan, bijvoorbeeld door de Nederlandse Vereniging voor KNO/Hoofd-halsgebied en de Nederlandse Orthopaedische Vereniging. Bij de totstandkoming van de Kennisagenda Mondgezondheid worden naast mondzorgverleners ook andere belanghebbenden in de mondzorg betrokken.
Op 18 mei 2017 werd een rondetafelbijeenkomst georganiseerd waarbij verschillende partijen en personen uit de mondzorg een dag lang debatteerden over de manier waarop de kennisagenda tot stand zou kunnen worden gebracht. Inleidingen werden onder meer verzorgd door de Patiëntenfederatie Nederland, het Athena Instituut van de Vrije Universiteit Amsterdam en de FME, de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie. De eerste resultaten van het identificeren van kennislacunes onder mondzorgverleners werden door Puck van der Wouden, docent aan de afdeling Sociale Tandheelkunde van ACTA, gepresenteerd. Deze wezen uit dat praktiserende tandartsen vooral geïnteresseerd zijn in antwoorden op zorgvragen met betrekking tot interventies, zoals bij de behandeling van beginnende cariës de vraag is wanneer wel of niet de boor te hanteren. Jan Willem Mulder van de Patiëntenfederatie Nederland benadrukte dat het van belang is patiënten te betrekken bij onderzoek waarbij het vooral gaat om ervaringen met de zorg, de knelpunten die patiënten zien en hun ervaringen met behandelende artsen. Patiënten agenderen doorgaans andere kennisvragen dan zorgverleners en ze kunnen onderzoeksvoorstellen aanscherpen, zo stelde Mulder.
In de middag werd in kleine focus-groepen verder gediscussieerd over de aanpak voor het vervolg van het project. Opvallende bevindingen uit de discussies waren onder meer: het feit dat tandartsenverenigingen traditioneel zijn ingesteld, het verschil tussen behandelbehoefte en -noodzaak, de geconstateerde enquêtemoeheid bij tandartsen en de geringe aansluiting van de mondzorg bij andere medische vakgebieden.