Specialisatie: algemene beroepspraktijk in brede zin
Expert uitgelicht
Aad van Luijk werkt parttime als tandarts bij zijn zoon in Tandartspraktijk Van Luijk te Almere. Hij is sinds 1998 redacteur van het NTVT en had ooit het thema ‘Ziek door het vak’ onder zijn hoede (juni 2002).
Op welk vlak ligt jouw specialisatie?
Binnen de redactie van het NTVT was ik jarenlang ongeveer de enige tandarts met een algemene beroepspraktijk. Dat was mijn specialisatie: met de beide benen in de praktijk van de eerstelijns behandelaar. Zo was ik niet begonnen.
Aanvankelijk doceerde ik prothetiek aan de Vrije Universiteit. In 1977 begon ik als eerste tandarts mijn praktijk in Almere. Toen was dat nog maar een plaats met 200 inwoners, en nu telt deze pioniersstad ruim 200.000 inwoners en zo’n 100 tandartsen.
Zowel een verblijf in Tanzania in de jaren 1980, waar ik prothetiek doceerde aan de universiteit van Dar es Salaam, als mijn doctoraal filosofie aan de UvA hebben bijgedragen aan mijn veelzijdigheid en het inzicht in wat nu echt van belang is voor de algemeen practicus. Mijn parttime praktijk stelde me in staat om als wetenschapscorrespondent tandheelkundige columns te schrijven en om te werken op de afdeling Prothetiek van het Centrum Bijzondere Tandheelkunde van het Flevoziekenhuis.
Wat is de belangrijkste ontwikkeling binnen je vakgebied op dit moment?
De digitalisering van het techniekwerk en de ontwikkeling van keramische restauratiematerialen hebben in de prothetiek een enorme vlucht genomen, terwijl anderzijds methoden van 40 jaar geleden nog steeds standhouden, zoals het nemen van alginaatafdrukken en het opstellen en passen van een gebitsprothese in was. Wat zijn nieuwe ontwikkelingen die een bijdrage leveren en wat is zo goed dat het behouden kan worden: dat is telkens een interessante afweging.
Daarnaast is de tandheelkundige slaapgeneeskunde sterk in ontwikkeling. Er is samenwerking tussen tandartsen, neurologen, kno- en longartsen. Nu werken we met een mandibulair repositieapparaat (MRA) dat vaak succesvol is bij snurken en obstructieve slaapapneu, maar op den duur soms blijvende veranderingen in de kaakrelatie en de occlusie veroorzaakt.
(Foto: Joost Hoving)
Wat houdt je in je werk bezig op dit moment?
In de loop der jaren heb ik expertise opgebouwd in de diagnostiek van onbegrepen protheseproblemen. Soms is er een misser gemaakt bij het maken van de gebitsprothese, zoals een verkeerde beethoogte of occlusie, maar soms is de oorzaak van de protheseproblemen ook de lichamelijke en/of psychische gesteldheid van de patiënt. Het speurwerk en vinden van een oplossing waarmee de patiënt verder kan is steeds weer een uitdaging.
Welke recente NTVT-publicatie is je het meest bijgebleven en waarom?
De communicatie in de tandartsenpraktijk vind ik erg belangrijk. Daarover verschijnen prachtige artikelen in het NTVT, zoals van M.A.J. Eijkman in 2020 en van A.J.E. Smith in 2019.
Wat is het eerste dat je leest als het NTVT in de brievenbus ligt?
De excerpten trekken mijn eerste aandacht. Je krijgt in die rubriek in compacte vorm een selectie van wetenschappelijke vakliteratuur uit de hele wereld.
Wat is je belangrijkste boodschap aan de beroepsgroep?
Blijf dicht bij de patiënt: probeer je te verplaatsen in diens situatie bij het behandelen en bij de behandelplanning. Breng je eigen vakkundigheid in voor een advies of een behandelplan en maak een gezamenlijke beslissing. Het kost tijd, maar die krijg je terug, niet in de laatste plaats in de vorm van arbeidsvreugde.
Wanneer heb je voor het laatst zelf een wetenschappelijk artikel geschreven en waar ging het over?
Ik heb ooit een vooronderzoek gedaan naar slissen met een gebitsprothese. Naast gewoontevorming bleek dat de beethoogte een belangrijke factor was. Verder heb ik me beziggehouden met beroepsgerelateerde ziekten; ernstig is burn-out. Als er op het werk en thuis voortdurend stress ervaren wordt, is een burn-out bijna onontkoombaar, maar het scheelt al veel als je ervoor zorgt dat je werk geen tredmolen wordt.