Transorale chirurgie heeft mogelijk de toekomst
De behandeling van vroege orofarynxcarcinomen door transorale robotchirurgie (TORS) geeft een betere 5-jaarsoverleving dan andere behandelopties. Ook blijkt dat de snijranden na robotchirurgie minder vaak positief testen en dat minder patiënten aanvullende chemoradiotherapie nodig hebben.
Een chirurg die gebruikmaakt van TORS heeft een set robotarmen (met grijpertjes en camera’s) tot zijn beschikking die hij met een soort joystick aanstuurt.
Patiënten uit de Amerikaanse National Cancer Database, gediagnosticeerd met klinische T1 en T2 orofarynx plaveiselcelcarcinoom werden geïncludeerd voor dit retrospectieve cohortonderzoek. Van de 9.745 patiënten ondergingen er 2.674 TORS. Gedurende de testperiode nam het gebruik van TORS toe van 18,3% naar 35,5%.
Uit analyse van de gegevens bleek, tegen de verwachting van de onderzoekers in, dat de 5-jaarsoverleving van de met TORS behandelde patiënten 84,5% was tegen 80,3% van patiënten die een andere behandeling hadden ondergaan. Ook het aantal positief geteste chirurgische snijranden was minder hoog in de TORS-groep en deze patiënten hadden minder vaak aanvullende radiochemotherapie nodig.
Volgens een van de onderzoekers is het van belang te realiseren dat het een retrospectief onderzoek betreft zonder controlegroep en het risico van selectiebias bestaat. Hij pleit daarom voor prospectief gerandomiseerd klinisch onderzoek om deze verrassend positieve uitkomsten te bevestigen.
(Bron: JAMA Oncol, 20 augustus 2020)