Tussen de oren
Op 3 oktober 2013 vond het jaarlijkse congres plaats van de Vereniging MedischTandheelkundige Interactie. In het thema ‘Tussen de oren’ lag de nadruk op de communicatie en het omgaan met patiënten bij wie psychosociale problematiek mede een rol speelt.
Robert Didden maakte het gehoor erop attent dat mensen met een licht verstandelijke beperking of zwakbegaafde mensen (IQ van respectievelijk 50-70 en 70-85) in iedere huisarts- of tandartspraktijk voorkomen. Het is bij de bejegening en behandeling van belang om hiermee rekening te houden, aangezien deze mensen informatie trager verwerken en er moeite mee hebben dingen te onthouden, te lezen en problematische situaties op te lossen. Het is aan de zorgverlener zich aan te passen aan deze patiënten door elke handeling uit te leggen, in een rustig tempo en in concrete taal zonder ironie of metaforen te spreken en de patiënt concrete (zwart/wit) instructies te geven, daarbij visueel materiaal te gebruiken en hem of haar afspraken te laten herhalen of samen te vatten.
Ad de Jong benadrukte dat zorgverleners bij patiënten met psychopathologie zich primair moeten laten leiden door het pluis/niet-pluis-gevoel, de symptomen moeten inventariseren en de mogelijke consequenties voor de behandelbaarheid moeten bepalen. Bij somatiserende patiënten wordt een veelheid aan behandelingen tevergeefs uitgevoerd en bestaat er een samenhang tussen de aanhoudende klachten en spanningen in het leven die door de patiënt niet wordt (h)erkend. Als er een eetstoornis wordt vermoed, is deskundige hulp geboden; tandartsen behandelen hooguit bijvoorbeeld tanderosie. Bij patiënten met een eigenaardig, bizar, impulsief of agressief gedrag dient een (tand)arts zich goed voor te bereiden op potentieel stressvolle situaties en (na toestemming van de patiënt) de behandelend psycholoog of psychiater in te schakelen. Niet-coöperatieve of angstige patiënten met een traumatische voorgeschiedenis moeten naar een psycholoog worden verwezen voor behandeling.
Vervolgens vestigde Dyonne Broers de aandacht op de mogelijkheid van gestoorde lichaamsbeleving (body dysmorphic disorder) bij cosmetische behandelwensen. Een (tand)arts moet hiervan de symptomen herkennen, aandringen op het zoeken van professionele hulp en afzien van cosmetische behandelingen.
Steven Meijer gaf praktische tips voor een betere omgang met patiënten met een persoonlijkheidsstoornis, waarbij het belangrijk is aan te sluiten bij de (meestal angstige) leefwereld van de patiënt. Aangezien mensen met persoonlijkheidsstoornissen (tand)artsen gemakkelijk uit balans kunnen brengen, is het van belang dat tandartsen ook moeten onderzoeken wat hun eigen inflexibele en disfunctionele leefregels zijn.
Ten slotte gaf Stijn de Vries aan dat diagnostische denkfouten binnen de geneeskunde en de tandheelkunde op de loer liggen door te vaak te vertrouwen op snel en intuïtief denken op basis van ervaring en patroonherkenning. Het stellen en beantwoorden van de volgende 3 vragen zou de noodzaak om te schakelen naar een tragere en meer analystische diagnostische denkwijze aan het licht kunnen brengen: 1. Wat zou de ernstigste oorzaak bij deze klachten kunnen zijn? 2. Wat zou het nog meer kunnen zijn? 3. Past mijn diagnose geheel bij het verhaal van de patiënt?
Het thema ‘Tussen de oren’gaf aanleiding tot een levendige discussie op basis van door de sprekers geformuleerde provocerende stellingen. (B. Stegenga, redactiemedewerker)