Verleden, heden en toekomst komen samen in Nijmeegse academische plechtigheid
Op vrijdag 24 juni 2022 vond in Nijmegen een bijzondere academische plechtigheid plaats. Twee hoogleraren van de afdeling Tandheelkunde van het Radboudumc, prof. dr. Gert Meijer en prof. dr. Nico Creugers, gaven hun afscheidsrede, terwijl prof. dr. Bas Loomans zijn inaugurele rede als hoogleraar uitsprak.
Wat ging goed, wat kan beter
Meijer gaf zijn visie op botgenezing en de nieuwste 3D-technieken aan de hand van 2 patiënten die hij het afgelopen jaar als mka-chirurg behandelde. Als eerste kwam de chirurgische behandeling van wielrenner Fabio Jakobsen, die in de ronde van Polen zwaar ten val kwam, aan bod. Jakobsen verloor hierbij niet alleen al zijn incisieven, maar ook het omringende kaakbot. Meijer legde uit wat er met een bottransplantaat, geoogst uit de bekkenkam, precies gebeurt. Eerst worden botblokken met behulp van de ‘pianotoets methode’ geoogst en met titanium schroeven stevig aan het kaakbot gefixeerd. Daarna wordt het bottransplantaat bedekt met de weke delen vanuit de lip. Zo ontstaat een ‘kraamkamer’, waarbinnen het bekkenkambot wordt omgezet in kaakbot, het toekomstige fundament voor de implantaten. In dit proces spelen osteoclasten, osteoblasten en groeifactoren een centrale rol.
De tweede casus betrof een chronisch trauma door het langdurig dragen van een gebitsprothese, dat tot botverlies leidt. Ook dan wordt eerst de kaak weer opgebouwd met de ‘pianotoets methode’. Daarna wordt in een gereconstrueerd 3D-model virtueel een boormal ontworpen. In het 3D-model wordt het uitdraaien van de fixatieschroeven nagebootst, zodat de boormal hier uiteindelijk stabiel op afsteunt. Na osseointegratie van de implantaten wordt een implantaatgedragen overkappingsprothese vervaardigd. Hiervoor is een volledig digitale workflow ontwikkeld, waarbij voor het eerst gebruik werd gemaakt van de slijtvaste kunststof poly-ether-ether-keton (PEEK) als klikmechanisme. Bij aanvang van de behandeling wordt op de lichtfoto van de patiënt met behulp van een Smile Design programma een digitale proefopstelling gepresenteerd. Kleur, vorm en positie van de tanden worden in overleg ingetekend. Dit ontwerp krijgt de patiënt mee in een digitale app om thuis nog eens rustig te bekijken. Met een intraorale scanner worden vervolgens de implantaatposities gescand. Ook de beetregistratie vindt digitaal plaats door gebruik te maken van de ‘oude’ prothese. In een vervolgstap worden de steg en het klikmechanisme digitaal ontworpen en hierna CAD-CAM gefreesd uit respectievelijk titanium en PEEK. Als laatste wordt een pasprothese in de kleur van de toekomstige tanden geprint. Zo komt er geen enkel tandtechnisch handwerk meer aan te pas. In een tweede behandelsessie worden alle onderdelen bij de patiënt gepast en zo nodig verder afgestemd. Nadat het digitale ontwerp definitief is gemaakt, worden de prothesebasis en tanden CAD-CAM gefreesd uit ‘onder hoge druk geperste kunststofschijven’. Dit vervaardigingsproces is nauwkeuriger, duurzamer (er komen geen monomeren vrij) en 50% goedkoper. Bovendien kan zo’n klikgebit ranker worden uitgevoerd. De getoonde patiënt kon, naast beter eten en spreken, ook weer zijn favoriete hobby beoefenen: het bespelen van de schuiftrompet.
Meijer’s afscheidsrede was een helder overzicht hoe 40 jaar ontwikkeling op het gebied van bottransplantaties en 3D-technieken bijgedragen heeft aan de huidige mogelijkheden binnen de implantologie.
(Fotograaf: Theo Hafmans)
Cariës ook onderdeel van de orale functieleer
In zijn afscheidsrede gaf Nico Creugers een kritische beschouwing van de ontwikkelingen en stand van zaken binnen zijn vakgebied: de orale functieleer en prothetische tandheelkunde. Creugers begon met zijn visie op cariësproblematiek, volgens hem wel degelijk onderdeel van de orale functieleer. Hij definieert deze namelijk als het onderdeel van de tandheelkunde dat zich bezighoudt met de diagnostiek, behandeling, maar ook preventie van functiestoornissen van het orofaciale systeem. Creugers blikte terug op een van de eerste colleges die hij als student bijwoonde, waarin het probleem van cariës bij jongeren werd geschetst. Daaruit kwam naar voren dat slechts enkele procenten van de jeugd in de jaren ’70 geen cariës had. Hij gaf aan dat ondanks enige vooruitgang, cariës nog steeds een aandoening met pandemische omvang is, een probleem dat ook bij ouderen niet onderschat mag worden. Omdat thuiswonende ouderen vaker de huisarts dan de tandarts bezoeken, pleitte Creugers ervoor dat huisartsen de mond gaan zien als een orgaan dat ook tot hun territorium behoort, ook vanwege de relatie die bestaat tussen mondgezondheid en algemene gezondheid. Deze relatie loopt meestal via de kauwfunctie, vandaar de titel van de rede ‘Goed kauwen, omdat…’. Creugers besprak dit verband door in te gaan op slikken, spijsvertering, voedselkeuze, hersenfunctie en gezondheid. Bij veel van deze verbanden blijft de oorzaak-gevolgrelatie echter onduidelijk. Omdat leeftijd, het aantal occluderende gebitselementen en bijtkracht echter 70% van de variatie in kauwvermogen verklaren, moeten tandartsen zich ook wat kauwvermogen betreft op ouderen richten.
Op het gebied van de prothetische tandheelkunde had Creugers zich bij het aanvaarden van zijn leerstoel voorgenomen zich te richten op de vraag wat echt noodzakelijke interventies zijn, die ook nog eens het minst invasief zijn. Tijdens zijn hoogleraarschap toonde hij aan dat diverse weefselbesparende restauraties goede alternatieven zijn voor conventionele invasieve prothetische voorzieningen. Het verkorte tandboogconcept is daar een goed voorbeeld van. Met zijn rede wilde Creugers aantonen wat het doel van de mondzorg moet zijn: het behoud van een gezond, natuurlijk en functioneel gebit voor het leven. “Dat betekent dat wij als tandarts tandverlies zoveel mogelijk moeten trachten te voorkomen,” aldus Creugers. “Dat als er gedurende het leven moet worden gerestaureerd, dan minimaal invasief. Dat wij terughoudend moeten zijn met het maken van uitgebreide of complexe restauraties. En dat wij bij ‘jongere ouderen’ ons moeten richten op levensbestendige behandelingen.”
Creugers gaf op een indrukwekkende wijze de maatschappelijke aspecten van de tandheelkunde weer, waarbij kwetsbare mensen in het bijzonder geraakt worden door de beperkingen van het zorgsysteem.
Hoe, wat en waarom op elkaar laten aansluiten
Na de afscheidsredes was het tijd voor de oratie van Bas Loomans, met als titel ‘Wat is zinvolle restauratieve tandheelkunde?’ Volgens Loomans kunnen met ‘zinvol’ veel dingen worden bedoeld: doelmatigheid, efficiëntie, duurzaamheid of het juist indiceren van een restauratie. “Bij een behandeling, onderzoek of indicatie moet de tand, de mond en vooral de patiënt centraal staan”, aldus Loomans. Hij noemde als belangrijkste verbeteringen in de restauratieve tandheelkunde de gewijzigde indicatiestelling voor directe restauraties, het opbouwen van hele dentitie en de mogelijkheid om met adhesieve verbindingen weefselbesparend te werken bij indirecte restauraties. Er is steeds meer overlap in indicatiegebied voor directe en indirecte restauraties. Daarmee is niet aangetoond dat de één beter is dan de ander. Niet alleen het gebied in de mond bepaalt de keuze voor de techniek, ook de voorkeuren van de patiënt moeten daarin worden meegenomen. Loomans ziet dat behandelplannen nu te vaak worden gemaakt doordat tandartsen redeneren ‘wat’ en ‘hoe’ ze iets moeten doen, maar zich niet afvragen ‘waarom’. Het doel van zijn leerstoel is daarom goede en doelmatige restauratieve zorg verlenen, de bewustwording voor risicofactoren vergroten, inzetten op betere diagnostiek, minder belastende behandelingen realiseren voor zowel de patiënt als de mondzorgverlener, en een open blik hebben voor de toekomst. Om dit doel te verwezenlijken moeten ‘hoe’, ‘wat’ en ‘waarom’ op elkaar aansluiten.
Ook besprak hij zijn belangrijkste onderzoekslijn: het Radboud Tooth Wear Project, dat door de jaren heen steeds meer is verbreed. Een eerste doel was verschillende behandeltechnieken bij gebitsslijtage te vergelijken. Hierbij werd duidelijk dat sommige technieken of materialen toch beter zijn dan andere. Over de tijd is meer aandacht gekomen voor onder andere de diagnostiek en monitoring. Hierbij besteedde Loomans aandacht aan het project SensoDent, waarbij gedurende langere periodes zuurverandering in de mond wordt gemeten om zo de oorzaak van gebitsslijtage te achterhalen.
Loomans sloot af met wat hij ‘het echte antwoord’ noemde op de vraag in de titel van zijn rede en tegelijkertijd een goede samenvatting is van de 3 redes: “Het goede doen is meer dan het goed doen”.