Zorginstituut introduceert 'vertaalmachine' voor zorgterminologie
Zorginstituut Nederland heeft een 'vertaalmachine voor zorgterminologie' ontwikkeld die onder meer medische en zorginhoudelijke overdrachtsinformatie moet gaan verbeteren.
Zorgverleners wisselen onderling veel en veelvuldig cliënt- en behandelgegevens uit, maar zij doen dat in verschillende terminologie en standaarden. Cliënt- en behandelgegevens worden nu nog vaak meerdere keren handmatig overgenomen en vertaald, met alle risico’s van dien voor zowel cliënten als zorgverleners: fouten, verkeerde interpretaties, ontbrekende of verouderde informatie, hoge kosten en administratieve lasten.
De vertaalmachine, ook wel 'mapping tool', kan deze standaarden voorvertalen. De tool scant de medische overdracht, bijvoorbeeld een ontslagbrief, haalt de voor de overdracht benodigde gegevens en gehanteerde terminologieën eruit, vergelijkt deze met verschillende ‘woordenboeken’ van momenteel 10 andere standaarden en zoekt naar de overeenkomende vertalingen.
De zorgverlener krijgt de keuze in beeld van de door de vertaaltool gevonden overeenkomende termen, elementen en kenmerken in alle andere standaarden. Vervolgens selecteert de zorgverlener de voor de eigen discipline relevante gegevens. De vertaaltool verwerkt ze direct digitaal in zijn eigen systeem. De in het oorspronkelijke document gehanteerde terminologie blijft daarbij overigens altijd zichtbaar.
Van gegevens die buiten een standaard vallen wordt de verwantschap getoond.
Overdragers kunnen de automatische mapping via de vertaalmachine handmatig aanvullen voor andere standaarden of synoniemen. Zo ontstaat een flexibel geheel van vertalingen en synoniemen die kunnen worden gebruikt. Het systeem is ‘zelflerend’: evenals bij internetzoekmachines geeft het suggesties weer.
Standaarden die al zijn geharmoniseerd, worden door de vertaalmachine voorzien van een oormerk, zodat de gebruiker ziet dat die vertalingen geformaliseerd zijn.
De vertaalmachine voorziet er ook in dat andere standaarden relatief eenvoudig kunnen worden toegevoegd.
(Bron: Zorginstituut Nederland, 6 december 2016)