Om inzicht te krijgen in de chirurgische en prothetische nazorg die patiënten met een implantaatgedragen aangezichtprothese behoeven, werd onderzoek gedaan naar de hoeveelheid en de aard van de geleverde nazorg. De nazorg bij patiënten met een implantaatgedragen aangezichtsprothese werd gedurende een periode van 18 jaar geregistreerd vanaf het moment dat de implantaten werden geplaatst tot het laatste bezoek van de patiënt tijdens de onderzoeksperiode. Het overlevingspercentage van de implantaten was 95,2 in bot dat geen radiotherapie had ondergaan en 78,8 in bot dat wel radiotherapie had ondergaan. De voornaamste redenen om een nieuwe aangezichtsprothese te vervaardigen waren verkleuring van het siliconen prothesemateriaal, het loslaten van het kunstharsdeel in de siliconen waarin de hulzen van de staaf-hulsconstructie waren aangebracht, het scheuren van het siliconenmateriaal en een slechte pasvorm van de aangezichtsprothese.
The surgical and prosthetic aftercare of craniofacial prostheses supported by endosseous implants were registered in patients treated with implant-retained craniofacial prostheses in a university clinic during the last two decades. Aftercare was registered during the period from implant placement until the last follow-up visit. Implant survival rate was 95,2% in non-irradiated and 78,8% in irradiated bone. Discoloration of the silicon material, becoming loose of the acrylic clip carrier from the silicone, rupture of the silicone, and ill-fitting of the prosthesis were main reasons for fabrication of a new craniofacial prosthesis.
Auteur(s) |
A. Visser
G.M. Raghoebar R.P. van Oort A. Vissink |
---|---|
Rubriek | Onderzoek en wetenschap |
Publicatiedatum | 1 november 2007 |
Editie | Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 114 - editie 11 - november 2007 ; 460-467 |
Er zitten geen programma's in het winkelmandje