Introductie. Occlusale interferenties (OI’s) worden gedefinieerd als, kort samengevat, ongewenste occlusale contacten tussen gebitselementen die voorkomen dat gebitselementen stabiel en harmonieus met elkaar in contact staan (Glossary of Prosthodontic Terms, 2023). Gedacht kan worden aan ongewenste contacten in het sluitingstraject van centrale relatie naar maximale occlusie en ongewenste contacten in de zijdelingse delen aan de werkende en niet-werkende zijde bij laterale excursies van de mandibula. De effecten van deze OI’s op het kauwvermogen zijn nog niet breed onderzocht. In een klinisch onderzoek werd gepoogd het effect van verschillende OI’s te meten op het vermalen van voedsel (Da Silva et al., 2023).
Materiaal en methode. Een dubbelblind, gerandomiseerd klinisch onderzoek werd uitgevoerd met 12 gezonde dentate proefpersonen met een leeftijd van 25,2 ± 3,3 jaar. Zij werden willekeurig onderworpen aan 7 soorten OI’s (zie afb. 1): uni- en bilaterale laterotrusieve en mediotrusieve OI’s, protrusieve OI’s, dummy (een OI die niet interfereerde) en controle (geen OI). De OI’s werden in een semi-instelbare articulator ontworpen op de eerste ondermolaar, waarna ze werden gekopieerd naar de mond in blauw composiet met behulp van een transparante mal. De OI’s stoorden niet in het sluitingstraject naar maxi-male occlusie of het traject van centrale occlusie naar maximale occlusie. Deelnemers vermaalden met 20 kauwcycli siliconen testvoedsel, waarna de vermaalde deeltjes werden gesorteerd op grootte met behulp van een zeef bestaande uit meerdere lagen die waren ingedeeld op mate van doorlaatbaarheid. De OI’s werden verwijderd na het voltooien van elke test en er werd telkens een pauzeperiode van 1 week aangehouden tussen de 7 verschillende testen. De primaire uitkomstmaat betrof de grootte van de vermaalde deeltjes. Secundaire uitkomstmaten betroffen de spreiding van de vermaalde deeltjesgrootte en het kauwtempo van de 20 kauwcycli.
Resultaten. De mediaan van de deeltjesgrootte was groter bij unilaterale (4,94 ± 0,41 mm) en bilaterale (4,81 ± 0,49 mm) laterotrusieve OI’s, bilaterale mediotrusieve (4,65 ± 0,50 mm) en protrusieve (4,83 ± 0,54 mm) OI’s (p < 0,05) dan onder de controle- (4,01 ± 0,52 mm) en dummyomstandigheden (4,18 ± 0,58 mm) (p < 0,05). Alleen unilaterale en bilaterale laterotrusieve interferenties vernauwden de verspreiding van de vermaalde deeltjesgrootte (p < 0,05). De kauwsnelheid verschilde niet tussen de verschillende groepen (p = 0,19).
Afb. 1. Composietstop in laterotrusie (a), mediotrusie (b) en protrusie (c).
Beschouwing. De resultaten van dit onderzoek suggereren een verminderd kauwvermogen als gevolg van OI’s. Van belang is te onderkennen dat de OI’s hier slechts een korte periode in de mond van de patiënt aanwezig waren, waardoor het kauwstelsel weinig tijd kreeg om te adapteren. Het kauwstelsel kan adapteren aan OI’s door aanpassingen in het bot, het parodontale ligament en door lichte flexie van de gebitselementen (Goodacre et al., 2020). Wellicht dat het kauwvermogen zich na een langere adaptatieperiode dus weer herstelt.
Niettemin is het raadzaam om OI’s te detecteren in de bestaande occlusie en articulatie en deze te vermijden bij het rehabiliteren, aangezien ze ook aanleiding kunnen geven tot occlusale instabiliteit en mogelijk dus ook tot een verminderd kauwvermogen (Ishigaki et al., 2006; Dandekeri et al., 2013).
Meer lezen? Log in of word abonnee
Auteur(s) |
M.M.W. Mir
M.S. Cune |
---|---|
Rubriek | Excerpten |
Publicatiedatum | 8 juli 2024 |
Editie | Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 131 - editie 07 - juli en augustus 2024; 339-340 |
Er zitten geen programma's in het winkelmandje