Een accurate diagnostiek van parodontale defecten, als angulaire botdefecten en furcatietoegankelijkheid, zijn een uitdaging voor de tandarts. Parodontale defecten zijn een veel voorkomend probleem op orofaciaal gebied, met een prevalentie van ongeveer 15% wereldwijd. De diagnostiek hiervan is grotendeels gebaseerd op medische en parodontale historie, ontstekingssymptomen, het sonderen van pocketdieptes, aanhechtingsniveau en furcatietoegankelijkheid, en tandheelkundige röntgenopnamen. De standaard radiologische technieken hiervoor zijn bitewing-opnamen, periapicale opnamen en panoramische röntgenopnamen. Het doel van dit onderzoek was het vergelijken van de diagnostische waarde van periapicale opnamen en conebeamcomputertomogrammen (CBCT’s) voor het opsporen van parodontale defecten.
In dit in vitro-onderzoek werden 80 parodontale defecten, waaronder angulaire defecten en verschillende graden van furcatietoegankelijkheid, nagebootst door bot weg te boren in de onderkaak van een schaap. Vervolgens werden van deze kaak intraorale opnamen gemaakt met digitale fosforplaatjes en CBCT’s. Drie parodontologen evalueerden de beelden op de aanwezigheid en het type defect. De resultaten werden vergeleken met gewone foto’s van het gecreëerde defect als gouden standaard.
De resultaten lieten zien dat CBCT’s significant superieur waren voor de detectie van graad I furcaties, driewandige defecten, fenestraties en dehiscenties. Geen verschil werd gevonden voor het opsporen van graad II en III furcaties, en één- en tweewandige defecten.
Geconcludeerd werd dat de CBCT in vergelijking met digitale intraorale opnamen meer parodontale defecten kon opsporen.
Auteur(s) | J.H.G. Poorterman |
---|---|
Rubriek | Excerpten |
Publicatiedatum | 8 september 2017 |
Editie | Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 124 - editie 9 - september 2017; 460-461 |
Er zitten geen programma's in het winkelmandje