De meest voorkomende pathologische conditie van het kaakgewricht (TMJ) is de degeneratieve afwijking (DA). Deze veranderingen in het kaakgewricht worden toegeschreven aan een dysfunctionele vervorming van de articulerende oppervlakten en/of een functionele overbelasting van het gewricht zelf dat het normale adaptieve vermogen te boven gaat. De DA wordt gekenmerkt door een progressief verlies van articulair kraakbeen met een toenemende belasting van het subchondrale bot. Dit resulteert in tekenen en symptomen van focale degeneratie en vorming van osteofyten. Diagnostiek van deze afwijking is belangrijk omdat het progressieve karakter ervan kan leiden tot functieverlies van het gewricht en occlusale disharmonie, zoals een open beet in het front. Een valide tandheelkundige diagnose van deze afwijking vindt doorgaans plaats aan de hand van een panoramische röntgenopname, daar klinisch onderzoek een slechte precisie heeft. In de medische wereld wordt ook veel gebruikgemaakt van een MRI, waar geen röntgenstraling aan te pas komt en een beter beeld van de zachte weefsels wordt verkregen. Een CT-opname wordt gezien als de gouden standaard. In dit onderzoek wordt de diagnostische kwaliteit voor het opsporen van specifieke tekenen van afwijking in het TMJ met behulp van panoramische rÖntgenopname en MRI vergeleken met de CT-opname. De doelwaarde voor de sensitiviteit werd gesteld op 70% en voor de specificiteit op 95%.
Bij 705 deelnemers werden een panoramische rÖntgenopname, bilaterale MRI van het TMJ en een CT-opname vervaardigd. Drie gekalibreerde radiologen, niet bekend met de klinische informatie, interpreteerden alle beelden. De diagnose op panoramische rÖntgenopname en op MRI werden vergeleken met de diagnose op de CT-opname. DA werd gedefinieerd als een van de volgende tekenen aanwezig was: een subcorticale cyste, erosie van het oppervalk, aanwezigheid osteofyt of generaliseerde sclerosis.
Vergeleken met de CT-opname scoorde de panoramische rÖntgenopname op de 4 kenmerken respectievelijk 14%, 20%, 12% en 33% voor de sensitiviteit en in alle gevallen 100% voor de specificiteit. Voor de MRI was dat 32%, 35%, 71% en 50% voor de sensitiviteit. De specificiteit was tussen de 98 en 100%. De interbeoordelaarsovereenstemming tussen de radiologen was slecht voor het beoordelen van de panoramische röntgenopname (k = 0,16), matig voor MRI (k = 0,47) en goed voor CT-opname (k = 0,71). Alleen het beoordelen van osteofyten op de MRI haalde de drempelwaarde voor de sensitiviteit. Alle uitkomsten voor de specificiteit waren boven de gestelde drempelwaarde.
Conclusie. Ten opzichte van de CT-opname is het opsporen van kenmerken van een degeneratieve afwijking aan het kaakgewricht diagnostisch ver onder de maat bij het gebruik van een panoramische rÖntgenopname of een MRI. De afwijkingen die wel worden gevonden zijn bijna zonder uitzondering ook aanwezig, vergeleken met de CT-opname.
Kaimal S, Ahmad M, Kang W, Nixdorf, Schiffman EL. Diagnostic accuracy of panoramic radiography and MRI for detecting signs of TMJ degenerative joint diseases. Gen Dent 2018; 66: 34-40.
Auteur(s) | J.H.G. Poorterman |
---|---|
Rubriek | Excerpten |
Publicatiedatum | 5 april 2019 |
Editie | Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 126 - editie 04 - april 2019; 219 |
Er zitten geen programma's in het winkelmandje