Op röntgenopnamen zijn verschillende soorten ruis van invloed. De meest bekende is de ‘random noise’. Dit zijn pixels met een willekeurig afwijkende grijswaarde veroorzaakt door het deeltjeskarakter van röntgenstraling (quantum ruis) en door variaties in de elektronica van het sensorsysteem (elektronische ruis). Een andere soort ruis is de zogenaamde anatomische ruis. Dit zijn de anatomische structuren die in het röntgenbeeld zijn opgenomen, maar geen deel uitmaken van de afwijking of structuur die met de röntgenopname moet worden gediagnosticeerd. De anatomische ruis is als overprojectie over de afwijkende structuur opgenomen in het beeld, waardoor de afwijking minder goed is te herkennen. In dit onderzoek werd nagegaan wat het effect is van anatomische ruis in het röntgenbeeld op de herkenbaarheid van objecten met een laag contrast.
In een perspex blokje werden holtes geboord variërend in diepte van 1 tot 5 mm. Er werden 3 kolommen van 5 holtes gemaakt, in totaal 15 holtes. Op een röntgenopname van dit blokje zal het contrast van elk van de holtes afnemen naarmate de diepte afneemt. Dit blokje werd als fantoom gebruikt.
Met 4 verschillende digitale sensoren (1 CCD-systeem en 3 CMOS-systemen) werden röntgenopnamen gemaakt van het fantoomblokje en van het blokje samen met een deel van een menselijke kaak. Bij de gecombineerde opnamen werden 3 series opnamen gemaakt: met het fantoom over een botgedeelte, over de wortels van de gebitselementen en over het kroongedeelte van de gebitselementen. De series werden herhaald met 18 verschillende belichtingstijden. Dit resulteerde in 288 beelden die door 4 waarnemers werden beoordeeld op de zichtbaarheid van de holtes. De scores van de waarnemers konden per beeld liggen tussen 0 (niets zichtbaar) en 15 (alle holtes zichtbaar).
Alle laag-contrast objecten (de holtes) waren zichtbaar op de röntgenopnamen van alleen het perspex blokje. Op de opnamen van het blokje met de kaak was er duidelijk een optimale belichtingstijd waarbij het grootste aantal holtes werd herkend. Bij langere belichtingstijden waren 3 van de 4 sensoren gesatureerd en was er geen goed beeld meer. Er was 1 sensorsysteem dat bruikbare beelden gaf over een veel groter belichtingsgebied. In het algemeen werden er minder holtes herkend op de beelden van de combinatie van fantoom en kaak dan op de beelden van het fantoom alleen.
Vaak wordt de beeldkwaliteit van een sensor gemeten aan de hand van de zichtbaarheid van laag-contrast structuren tegen een homogene achtergrond, te vergelijken met het fantoom in dit onderzoek. De onderzoekers concluderen dat dit een vertekend beeld geeft en dat het beter is om de beoordeling te doen met een fantoom tegen een achtergrond van antomische ruis, wat ook meer in overeenstemming is met de klinische situatie.
Auteur(s) | P.F. van der Stelt |
---|---|
Rubriek | Excerpten |
Publicatiedatum | 7 juli 2017 |
Editie | Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 124 - editie 7-8 - juli en augustus 2017; 387-394 |
Er zitten geen programma's in het winkelmandje