Introductie. Wanneer er weinig bothoogte in het posterieure gedeelte van de bovenkaak is, kan een sinusbodemelevatie uitkomst bieden om een lang implantaat te plaatsen. Een alternatief is het 6 mm-implantaat. In het onderzoek van Guljé et al (2024) werden het klinisch functioneren van solitaire kronen op 6 mm-implantaten zonder en 11 mm-implantaten na sinusbodemelevatie besproken.
Materialen en methode. Bij patiënten met een ontbrekende (pre)molaar in de bovenkaak en een botbreedte van 6 mm en bothoogte van 6-8 mm werd na randomisatie direct een 6 mm-implantaat geplaatst of werd een sinusbodemelevatie uitgevoerd in combinatie met de plaatsing van een 11 mm-implantaat (Osseospeed TX 4.0 S; Astra, Dentsply Sirona). Alle patiënten kregen een antibioticumprofylaxe. Na 12 weken inheling werden de implantaten vrijgelegd en werd een verschroefde solitaire kroon vervaardigd op een individueel titaniumabutment. De patiënt werd jaarlijks gezien voor evaluatie. Primaire uitkomstmaat was het verschil in marginale bothoogte en deze werd beoordeeld op röntgenopnamen na 2 weken, 1, 5 en 10 jaar. Verder werd gekeken naar implantaatoverleving, restauratiesucces en patiënttevredenheid.
Resultaten. Er werden 21 6 mm-implantaten geplaatst (bij 20 patiënten) en 20 11 mm-implantaten (bij 18 patiënten). Tijdens de follow-up overleden 2 patiënten (11 mm-groep), 8 verhuisden (2 in 6 mm-groep; 6 in 11 mm-groep) en 3 implantaten gingen verloren (2 in 6 mm-groep; 1 in 11 mm-groep). In tabel 1 staan de resultaten na 10 jaar samengevat. Er waren geen significante verschillen tussen de groepen. Patiënten waren na 10 jaar nog steeds tevreden met hun implantaatkronen.
Beschouwing. Op basis van dit onderzoek is er geen verschil tussen 6 mm implantaten zonder en 11 mm-implantaten met sinusbodemelevatie. Wellicht was het nog mooier geweest om de steekproefgrootteberekening niet op basis van marginaal botverlies uit te voeren (immers, dit was over het algemeen laag met minder dan 0,5 mm botverlies), maar op basis van implantaatoverleving of de incidentie van peri-implantitis. Dit heeft vanuit klinisch oogpunt een grotere impact dan weinig zichtbaar botverlies. Ook moet in het achterhoofd worden gehouden dat patiënten met systemische ziekten niet werden geïncludeerd. Alhoewel de groepsgrootte na 10 jaar klein is (17 implantaten in de 6 mm-groep en 10 implantaten in de 11 mm-groep), geeft dit wel een indicatie dat het plaatsen van een 6 mm-implantaat een alternatief is. Dit blijkt ook uit een recent systematisch literatuuronderzoek (Mester et al, 2023). Hierin werden 5 gerandomiseerde klinische onderzoeken geïncludeerd waarin korte implantaten zonder en lange implantaten met sinusbodemelevatie werden vergeleken. Hierin was er op de middellange termijn (5 jaar) geen significant verschil in implantaatoverleving en restauratieve complicaties (denk aan loskomen van schroeven of breuk). Wel leek het zo dat er significant minder perimucositis en peri-implantitis was bij de korte implantaten ten opzichte van de lange implantaten in combinatie met sinusbodemelevatie (RR: 0,46; 95%BI: 0,23-0,91; I2=0%).
Tabel 1. Overzicht van diverse uitkomstmaten na 10 jaar klinisch functioneren. Op geen van de uitkomstmaten was er een significant verschil.
Meer lezen? Log in of word abonnee
Auteur(s) | M.C.F.M. de Kuijper |
---|---|
Rubriek | Excerpten |
Publicatiedatum | 8 april 2024 |
Editie | Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 131 - editie 04 - april 2024; 177 |
Er zitten geen programma's in het winkelmandje