× ABONNEREN

Implantaatverlies: 6 mm versus 10 mm implantaten

Door op 05-02-2024

Introductie. Korte implantaten (≤ 6 mm) zijn mogelijk een alternatief voor implantaten met een standaardlengte wanneer de bothoogte beperkt is. Een botopbouwprocedure wordt zo vermeden. Vanwege een minder gunstige kroon-implantaatverhouding bij korte implantaten, treden er bij dit type implantaten mogelijk meer biologische en technische complicaties op. Sahrmann et al onderzochten de invloed van de implantaatlengte (6 mm versus 10 mm) op implantaatoverleving, klinisch presteren en op de incidentie van prothetische complicaties in de posterieure zone.

Beeld: Shutterstock

Materiaal en methode. In een gerandomiseerd klinisch onderzoek werden 96 gezonde parodontaal stabiele patiënten met een ontbrekende (pre)molaar gerandomiseerd in een 6 mm en 10 mm implantaatgroep. Uiteindelijk werden in beide groepen 47 patiënten behandeld. Aanvullende inclusiecriteria waren een bothoogte in de boven- of onderkaak van respectievelijk ≥ 10 mm en ≥ 6 mm en voldoende botbreedte om zonder aanvullende augmentatie te kunnen implanteren. In alle gevallen werden tissue level implantaten geplaatst (Straumann SP). Na 8 weken werden afdrukken gemaakt en 2 weken later werden verschroefde metaalporseleinen kronen geplaatst. Pockets, plaque en bloeding werden bij de implantaatkronen en de buurelementen gemeten en er werd een röntgenopname gemaakt. Controles vonden jaarlijks plaats. De primaire uitkomstmaat was implantaatverlies, secundaire uitkomstmaten waren botverlies, pocketdiepte, bloeding na sonderen en hoeveelheid plaque. Technische complicaties zoals chipping van porselein of loskomen van de abutmentschroef werden genoteerd. Met een logrank-toets werd onderzocht of er een statistisch significant verschil tussen de groepen aanwezig was (p < 0,05).

Resultaten. Na 10 jaar kwamen er voor de 6 mm en 10 mm groep respectievelijk 36 en 34 patiënten terug voor de evaluatie. De redenen voor loss to follow-up waren het overlijden van patiënten (38%) en patiënten die niet bereid waren om langs te komen (42%). In tabel 1 staat een overzicht van de resultaten. Het merendeel van de verloren implantaten was in de onderkaak geplaatst (n = 6). Implantaten gingen niet verloren vanwege peri-implantitis, maar vanwege laat falende osseointegratie in afwezigheid van ontsteking. Technische complicaties waren zeldzaam en zonder verschil tussen beide groepen.

Tabel 1. Uitkomsten van de gerandomiseerde klinische onderzoeken. Op de klinische uitkomstmaten was er geen significant verschil.

Beschouwing. Dit gerandomiseerde onderzoek laat zien dat er geen significant verschil is op de lange termijn tussen 6- en 10 mm implantaten wat betreft implantaatverlies, marginaal botverlies, gezondheid van de peri-implantaire mucosa en het optreden van technische complicaties. Een belangrijke kanttekening is de hoge loss to follow-up (> 20%). Hoewel de implantaten van 6 mm qua overleving lager scoorden (85,7% versus 97,1% voor 10 mm implantaten), bleek dit verschil niet significant. In een meta-analyse van Xu et al (Xu et al, 2020) werden 9 gerandomiseerde klinische onderzoeken naar korte (≤ 6 mm) en lange (≥ 10 mm) implantaten geïncludeerd met een minimale follow-up tijd van 5 jaar. Een meta-analyse toonde aan dat korte implantaten een significant hoger risico op falen vertonen (RR = 2,2; 95% BI: 1,1-4,2; I2 = 0%). Van deze 9 onderzoeken, waren er 5 die 6 mm implantaten vergeleken met 10 mm implantaten. Wanneer deze vervolgens werden geanalyseerd, was er geen significant verschil (RR = 2,7; 95% BI: 1,0-7,3; I2 = 0%). In tegenstelling tot het gerandomiseerde onderzoek van Sahrmann et al, faalden vooral korte implantaten in de bovenkaak. Voor de onderkaak bleek er geen significant effect in de meta-analyse. Voor het marginale botverlies daarentegen, vertoonden korte implantaten significant minder botverlies, alhoewel het effect minimaal was en klinisch vermoedelijk niet relevant (gemiddeld 0,25 mm minder botverlies ten opzichte van lange implantaten). Wanneer de resultaten vertaald worden naar de praktijk, zal de keuze om een langer implantaat te plaatsen samen met de patiënt moeten worden genomen. Een belangrijk aspect daarbij is de noodzaak tot een augmentatie (sinuslift of kaakverhoging). Patiënten bij wie een botopbouwprocedure is gecontra-indiceerd of die om andere redenen afzien van deze procedure, zou een kort implantaat uitkomst kunnen bieden, met als grote voordeel een (veel) lagere morbiditeit. Onderzoeken aangaande nog kortere implantaten dan 6 mm zijn schaars en langetermijnresultaten van dit type implantaat zijn nog niet bekend.

Bron & literatuur

  • Sahrmann P, Naenni N, Jung RE, Hämmerle CHF, Attin T, Schmidlin PR. Ten-year performance of posterior 6-mm implants with single-tooth restorations: a randomized controlled trial. J Dent Res 2023; 102: 1015-1021.
  • Xu X, Huang J, Fu X, et al. Short implants versus longer implants in the posterior alveolar region after an observation period of at least five years: a systematic review and meta-analysis. J Dent 2020; 100: 103386.

Meer lezen? Log in of word abonnee

Winkelmandje

Er zitten geen programma's in het winkelmandje