Het doel van dit onderzoek was om de diagnostiek van beginnende approximale cariëslaesies op bitewing-opnamen te vergelijken met die op periapicale röntgenopnamen in verschillende stadia van cariësprogressie.
Uit het archief van de Harvard School of Dentistry werden volledige röntgenstatussen geselecteerd uit de periode van 2014 tot 2017. Deze opnamen waren vervaardigd met een Planmeca ProxTM röntgentoestel en een Schick 33 sensor volgens de instellingen van de fabrikant (65 kVp en 7 mA bij 0,08 s). Uit de statussen werden bitewing-opnamen en periapicale röntgenopnamen van het molaargebied geselecteerd. Voorwaarde was dat op elke set van een bitewing-opname met bijbehorende periapicale röntgenopname de gebitselementen moesten zijn afgebeeld minimaal vanaf het distale vlak van de eerste premolaar tot en met het mesiale vlak van de tweede molaar. Opnamen met interproximale restauraties, cone cutting, approximale overlap en over- of onderbelichting werden uitgesloten. Zo werden 33 sets van röntgenopnamen geselecteerd. In totaal werden 241 interproximale oppervlakken in dit onderzoek opgenomen. Zeven klinische stafleden (3 tandheelkundige radiologen, 2 tandartsen gespecialiseerd in de conserverende en 2 in de prothetische tandheelkunde) beoordeelden de beelden. Zij scoorden de approximale vlakken als gaaf, cariës minder dan halverwege het glazuur, cariës meer dan halverwege het glazuur of cariës in het dentine. Eerst werden de bitewing-opnamen beoordeeld en 2 weken later de periapicale röntgenopnamen. Als gouden standaard werd het consensusoordeel gebruikt van 2 ervaren stafleden. De specificiteit, gevoeligheid, positieve en negatieve voorspellende waarde werden berekend voor beide soorten röntgenopnamen voor de verschillende stadia van cariësprogressie. Voor elke beoordelaar werden ROC-curves berekend en het oppervlak onder de curve voor beide röntgenopnamen als een maat voor de diagnostische effectiviteit vergeleken (afb.).
Er bleek geen significant verschil te zijn in de specificiteit van de bitewing-opnamen en de periapicale röntgenopnamen. De bitewing-opnamen hadden een hogere sensitiviteit dan de periapicale röntgenopnamen voor alle stadia van cariësprogressie. Ook waren zowel de positieve als de negatieve voorspellende waarde van de bitewing-opnamen significant hoger dan die van de periapicale röntgenopnamen. Het gemiddelde oppervlak onder de curve was significant hoger voor de bitewing-opnamen vergeleken met de periapicale röntgenopnamen.
Conclusie. Dit onderzoek toont aan dat bitewing-opnamen beter zijn voor de diagnostiek van interproximale cariës dan periapicale röntgenopnamen. Dit effect was vooral zichtbaar voor laesies die de glazuur-dentinegrens nog niet hadden bereikt.
Takahashi N, Lee C, Da Silva JD, Ohyama H, Roppongi M, Kihara H, et al. A comparison of diagnosis of early stage interproximal caries with bitewing radiographs and periapical images using consensus reference. Dentomaxillofac Radiol 2019; 48: 20170450.
Auteur(s) | P.F. van der Stelt |
---|---|
Rubriek | Excerpten |
Publicatiedatum | 7 juni 2019 |
Editie | Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 126 - editie 6 - juni 2019; 345 |
Er zitten geen programma's in het winkelmandje