Introductie. In het ideale geval komt een kind 1 of 2 keer per jaar voor controle, zonder dat er verdere tandheelkundige zorg nodig is. De andere 363/364 dagen van het jaar zijn de ouders verantwoordelijk voor het op peil houden van de mondgezondheid. In de loop van het leven is het de bedoeling dat het kind een goede poetstechniek ontwikkelt. Hoe kun je dit het beste aanpakken? Dat onderzochten Leghrouz et al. (2024).
Materiaal en methode. In een gerandomiseerd, geblindeerd klinisch onderzoek werden kinderen (3-8 jaar) met een slechte mondhygiëne ingedeeld in een controle- of testgroep. De controlegroep kreeg schriftelijke instructies om te poetsen volgens de 3B-methode (buitenkant, bovenkant, binnenkant). De testgroep kreeg schriftelijke instructies met ondersteunende plaatjes op basis van differentieel leren. Hierbij moesten kinderen alternerend 9 verschillende poetsmanieren gebruiken: liggend poetsen, poetsen met 1 oog bedekt, met grote handschoenen, met de niet-dominante hand, met beide handen, met een verschillende volgorde van de 3B’s, met gesloten ogen, met een object geklemd tussen de elleboog van de dominante hand of poetsen tijdens het kijken van een 3-5 minuten durend filmpje naar keuze. Elke poetsmanier moest 3 dagen worden volgehouden. In beide groepen werd 28 dagen volgens de instructies gepoetst en hielpen de ouders met (na)poetsen. Primaire uitkomstmaten waren plaquescore (0-5) en bloedingsscore (0-4). Secundaire uitkomstmaat was de decayed, missing and filled teeth-index (dmft). Metingen werden uitgevoerd aan het begin, na 4 weken en na 12 weken. Er werd gecorrigeerd voor type borstel (elektrisch/hand) en leeftijd.
Resultaten. Van de 58 geïncludeerde kinderen voltooiden 46 het onderzoek, van wie 22 in de controlegroep en 24 in de testgroep (gemiddelde leeftijd: 5,7 ± 1,5 jaar). Voor aanvang van het onderzoek was er geen significant verschil in leeftijd, plaque-/bloedingsscore of dmft. Na 12 weken was de plaque- en bloedingsscore in de testgroep significant lager dan in de controlegroep. In de testgroep had 50% van de kinderen een plaquescore tussen de 1,3-2,8 en in de controlegroep lag dit tussen de 2,8-4,0. Voor de bloedingsscore was dit voor de controle- en testgroep respectievelijk ≤ 0,2 en 0,3-0,7.
Beschouwing. Sterke punten van dit onderzoek zijn dat de onderzoeker was geblindeerd en dat werd gecorrigeerd voor type borstel en leeftijd. In de praktijk wordt vaak veel tijd besteed aan het poetsen volgens een ideale systematiek. Bij differentieel leren is variatie in beweging het uitgangspunt. Dit onderzoek laat zien dat differentieel leren mogelijk een meerwaarde zou kunnen zijn om het kind (en de ouder) een poetsmethode te laten vinden die past bij het kind. Het is natuurlijk erg interessant om te weten wat dit op de lange termijn doet met de cariëservaring van het kind en in hoeverre de eens gekozen poetstechniek nog steeds optimaal is op latere leeftijd. Helaas vermelden de onderzoekers niet welke poetsmethode in de testgroep het meest gekozen werd. Dit zou waardevolle informatie zijn voor de mondzorgverlener. Vermoedelijk zal de laatste optie (het kijken van een filmpje) erg populair zijn geweest.
Meer lezen? Log in of word abonnee
Auteur(s) | M.C.F.M. de Kuijper |
---|---|
Rubriek | Excerpten |
Publicatiedatum | 10 juni 2024 |
Editie | Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 131 - editie 06 - juni 2024; 291-292 |
Er zitten geen programma's in het winkelmandje