Botweefsel wordt continu vervangen om botten hun sterkte en architectuur te laten behouden. Deze ombouw van bot is een evenwicht tussen twee mechanismen: botvorming door osteoblasten en botafbraak door osteoclasten. Bij osteopetrose is dit evenwicht verstoord door een defect in de osteoclastogenese of door niet-functionele osteoclasten. Er zijn vier typen osteopetrose: het juveniele maligne type, het intermediaire type en twee autosomaal dominante typen. Het juveniele maligne type presenteert zich gewoonlijk binnen het eerste levensjaar door botsclerose en een verminderde vorming van beenmerg. Het klinische beloop wordt meestal gekenmerkt door snelle achteruitgang en overlijden binnen enkele jaren. Intermediaire osteopetrose wordt meestal voor het tiende levensjaar ontdekt en heeft als belangrijkste gevolgen recidiverende fracturen en compressie van hersenzenuwen. Autosomaal dominante osteopetrose is een milde vorm die twee typen kent. Bij type I is de sclerose het meest uitgesproken in de schedelbotten, bij type II het meest uitgesproken in het bekken, de wervels en de schedelbasis. Beide typen kunnen lang asymptomatisch blijven, maar uiteindelijk krijgen veel patinten pathologische fracturen, hevige botpijnen en de gevolgen van compressie van hersenzenuwen. Orale problemen van osteopetrose zijn verlate doorbraak, agenesie en afwijkende vormen van gebitselementen, glazuurhypoplasie, afwijkingen in de dentinogenese, slechte mineralisatie van glazuur en dentine, een vergrote carisgevoeligheid, afwijkingen van het parodontale ligament, een verdikte lamina dura, progenie van de mandibula en het voorkomen van odontomen. Bij extracties van gebitselementen bestaat het risico van botfracturen en osteomyelitis.
Bone is continuously remodelled to maintain its strength and structural integrity. Remodelling is the result of an equilibrium between bone formation performed by osteoblasts and bone resorption performed by osteoclasts. In osteopetrosis this equilibrium is disturbed by a defect in the osteoclastogenesis or by disfunction of osteoclasts. Osteopetrosis is divided into four types: malignant infantile osteopetrosis, intermediate osteopetrosis, and two types of autosomal osteopetrosis. Malignant infantile osteopetrosis is usually diagnosed within the first year of birth by bone sclerosis and bone marrow obliteration. This type is very severe and usually results in death within a few years. The intermediate type usually appears before the age of ten and leads to recurrent pathologic fractures and cranial nerve compression. Autosomal dominant osteopetrosis is usually mild and consists of two sybtypes. Type I involves marked thickening of the cranial vault. Type II patients have predominantly sclerosis of the pelvis, the vertebrae and the base of the skull. Type I and II patients may often be long-lasting asymptomatic, but will eventually present with pathologic fractures, bone pain, and the effects of cranial nerve compression. Oral problems of osteopetrosis are delayed tooth eruption, absence of some teeth, malformed teeth, enamel hypoplasia, disturbed dentinogenesis, hypomineralisation of enamel and dentin, propensity for tooth decay, defects of the periodontal membrane, thickened lamina dura, mandibular protrusion, and the presence of odontomas. Tooth removal should be limited as it may induce bone fractures and osteomyelitis.
Auteur(s) |
P. de Baat
M.P. Heijboer C. de Baat |
---|---|
Rubriek | Medisch |
Publicatiedatum | 1 december 2005 |
Editie | Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 112 - editie 12 - december 2005 ; 497-504 |
Er zitten geen programma's in het winkelmandje