Na de vorming van de kroon kunnen ameloblasten doorgaan met glazuurproductie op de wortelstam van molaren, richting wortelfurcatie: een zogenoemd glazuurspoor. Afhankelijk van de lengte worden 3 graden onderscheiden; graad I stulpt een klein stukje onder de margo gingivalis uit, graad III reikt tot aan (in) de furcatie en graad II zit tussen I en II in.
De epitheliale aanhechting aan de glazuursporen is kwetsbaarder voor bacteriële aanval dan die van bindweefsel van het parodontale ligament, waardoor subgingivale ontsteking zelfs tot aan wortelfurcatie kan ontstaan.
De auteurs onderzochten cross-sectionele en driedimensionaal gereconstructueerde röntgenologische opnamen op de prevalentie van glazuursporen aan de permanente ondermolaren van Koreaanse 20-jarigen tot 70-plussers. Tevens bepaalden zij hun correlatie met furcatieaandoeningen. Er werden 982 gebitselementen van 425 patiënten onderzocht, aanmerkelijk meer eerste dan tweede molaren.
Wat meer mannen (88%) dan vrouwen (92%) hadden ten minste 1 glazuurspoor, voornamelijk graad I. Van de gebitselementen toonden 71% buccale en 27% linguale glazuursporen, eerste molaren circa 2 maal vaker dan tweede molaren. Hoewel ontsteking in de furcatie significant was, correleerde het zeer matig met aanwezigheid van de glazuursporen. De leeftijd van de onderzochten kan deze bevinding hebben beïnvloed (restauraties, extracties).
Onderzoek elders maakt duidelijk dat de prevalentie van glazuursporen rasgebonden is, bij Kaukasiërs komen zij veel minder voor dan bij Oost-Aziaten.
Auteur(s) | A.H.B. Schuurs |
---|---|
Rubriek | Excerpten |
Publicatiedatum | 6 januari 2017 |
Editie | Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 124 - editie 1 - januari 2017; 49 |
Er zitten geen programma's in het winkelmandje