Niet-dentogene cysten komen weinig voor. Van de in 1982 in een proefschrift beschreven 18 niet-dentogene cysten worden er tegenwoordig nog maar 2 tot die groep gerekend: de cyste van de ductus nasopalatinus en de nasolabiale cyste. De overige niet met dentogeen epitheel beklede cysten zijn in andere groepen ondergebracht, zoals de hals- en de neusbijholtencysten. In de algemene praktijk zal de cyste van de ductus nasopalatinus het meest worden gezien als een zwelling van het palatum juist achter de beide centrale incisieven. De zeldzamere nasolabiale cyste kenmerkt zich door een zwelling naast de neusvleugel. De behandeling van beide cysten is chirurgische verwijdering via een intraorale benadering. Met uitzondering van de mucosale antrumcyste wordt in alle gevallen van het vermoeden van een niet-dentogene cyste verwijzing naar een kaakchirurg geadviseerd ter bevestiging van de diagnose.
Non-odontogenic cysts are rare.Today, only 2 of the 18 non-odontogenic cysts that were described in 1982 are still classified as such: the nasopalatine duct cyst and the nasolabial cyst. The others are now classified in other groups. In the general practice the nasopalatine duct cyst is mostly seen as a swelling of the palate, just behind the central incisors.The nasolabial cyst is more rare and can be characterized as a paranasal swelling.Treatment of both cysts consists of surgical removal by intraoral approach. It is advisable to refer all cases of suspected non-odontogenic cysts, with the exception of the mucosal antral cyst, to an oral and maxillofacial surgeon in order to have the diagnosis confirmed.
Auteur(s) | R.H.B. Allard |
---|---|
Rubriek | Onderzoek en wetenschap |
Publicatiedatum | 1 juli 2006 |
Editie | Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 113 - editie 7 - juli 2006 ; 278-281 |
Er zitten geen programma's in het winkelmandje