In dit onderzoek is nagegaan op welke wijze de anatomische ligging van wortelpunten van gebitselementen in de bovenkaak ten opzichte van de sinus het beste kon worden beoordeeld: door middel van periapicale röntgenopnamen (PA) of met behulp van conebeamcomputertomografie-opnamen (CBCT). Ook is gekeken naar het herkennen van periapicale afwijkingen en andere dentogene oorzaken van sinusitus.
Het onderzoek werd door 2 ervaren waarnemers uitgevoerd aan de hand van röntgenopnamen van 145 personen (89 vrouwen en 56 mannen; leeftijd 20-75 jaar) van wie zowel PA- als CBCT-opnamen beschikbaar waren, met in totaal 537 relevante gebitselementen (219 molaren, 220 premolaren en 98 cuspidaten). De ligging van de apices werd beoordeeld op een 4-puntenschaal, lopend van een wortelpunt op enige afstand van de sinus tot aan een wortelpunt uitstekend in de sinus zonder zichtbare benige bedekking. De locatie van de aanwezige periapicale afwijkingen werd op dezelfde wijze gescoord op een 3-puntenschaal.
Op de CBCT-opnamen bleek de helft van de eerste molaren en 45% van de tweede molaren in direct contact met de sinusbodem te liggen. De beoordeling van de anatomische situatie op PA-opnamen was voldoende voor cuspidaten en eerste premolaren. Tweede premolaren waren volgens de PA-opnamen echter in slechts 12% van de gevallen in direct contact met de sinusbodem. Voor de eerste molaren was er op de PA-opnamen in 27% meer van de gevallen een overschatting van een directe anatomische relatie tussen wortelpunt en sinusbodem ten opzichte van CBCT-opnamen, voor tweede molaren was er een onderschatting van 10% in dit opzicht.
In 42% van de gevallen vertoonde de sinus slijmvliesverdikking op de CBCT-opnamen, waarvan 67% te herleiden was tot een dentogene oorzaak. De PA-opnamen misten meer dan 60% van deze afwijkingen. Hiervan was 42% gelegen in het gebied van de eerste molaren. De CBCT-opnamen toonden 36 apicale afwijkingen aan een wortelpunt uitstekend in de sinus; slechts 1 hiervan werd ook aangetoond op een PA-opname.
De auteurs concluderen dat CBCT van waarde is voor het beoordelen van de anatomische situatie van meerwortelige gebitselementen. Gezien de stralingsdosis van CBCT is dit echter niet een routineprocedure, maar alleen geïndiceerd in gevallen waarin meer gedetailleerde informatie nodig is voor de diagnostiek en de behandelplanning.
Shahbazian M, Vandewoude C, Wyatt J, Jacobs R. Comparatvive assessment of periapical radiography and CBCT imaging for radiodiagnostics in the posterior maxilla. Odontology 2015; 103: 97-104.
Auteur(s) | P.F. van der Stelt |
---|---|
Rubriek | Excerpten |
Publicatiedatum | 7 oktober 2016 |
Editie | Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 123 - editie 10 - oktober 2016; 502 |
Er zitten geen programma's in het winkelmandje