× ABONNEREN

Stoppen met parodontale nazorg zorgt voor meer extracties

Door op 09-12-2024
  • Bron & Literatuur

Introductie. Het doel van parodontale therapie is het behouden van de gebitselementen, het stabiliseren van parodontale weefsels en het verbeteren van de kwaliteit van leven van patiënten. Na de actieve behandeling van parodontitis wordt geadviseerd regelmatig een mondhygienist te bezoeken voor nazorg en onderhoud van de behaalde resultaten. Maar na 10 jaar ontvangt slechts 9,3% van de patiënten nog trouw parodontale nazorg. Uit onderzoek van De Wet et al. (2018) blijkt dat van deze patiënten slechts 18,5% geen gebitselementen had verloren. Na 10 jaar parodontale nazorg waren gemiddeld 2,6 molaren verloren gegaan. Uit onderzoek van Amerio et al. (2019) kwam naar voren dat 29% (mediaan) van de patiënten stopt met parodontale nazorg, maar het is onvoldoende bekend wat er met deze groep patiënten gebeurt. Hebben deze patiënten wel baat gehad bij de actieve parodontale behandeling of gaat hun parodontale status weer terug naar de beginsituatie? Het doel van het retrospectieve onderzoek van Kocher et al. (2024) was dan ook de hypothese te testen dat stoppen met parodontale nazorg leidt tot opnieuw verdiepte pockets, meer geëxtraheerde gebitselementen en een verminderde kwaliteit van leven.

Materiaal en methode. Van de 3.040 patiënten die tussen 1995 en 2010 in de kliniek voor parodontologie van de Universiteit van Greifswald werden behandeld voor parodontitis, werden na selectie en exclusie 280 trouwe en gedeeltelijk trouwe nazorgpatiënten en 56 uitvallers geselecteerd om deel te nemen aan het onderzoek. Trouwe patiënten bezochten de kliniek jaarlijks, gedeeltelijk trouwe patiënten kwamen geregeld maar niet jaarlijks en uitvallers bezochten de kliniek helemaal niet meer.

De uitkomstmaten waren pocketdiepte (PD), percentage pockets 4-5 mm (%PD4-5) en > 6 mm (%PD6+), bloeding na sonderen, plaque en het aantal aanwezige gebitselementen bij aanvang van de behandeling (T1), na de parodontale behandeling (T2) en tijdens deelname aan het onderzoek (T3).

Resultaten. De gemiddelde leeftijd van de patiënten bij aanvang van de behandeling was 56,5 jaar voor de trouwe patiënten en 56,8 jaar voor de uitvallers. Hun sociaaleconomische positie verschilde niet. De uitvallers stopten in 38,3% van de gevallen in het eerste jaar. Gemiddeld had deze groep al 5,3 jaar geen parodontale nazorg meer gehad op moment van deelname aan het onderzoek.

Beide groepen verschilden niet significant in het gebruik van een tandenborstel en interdentale reiniging. Wel gebruikte de groep trouwe patiënten wat vaker een elektrische tandenborstel. Na de parodontale behandeling was er geen verschil tussen beide groepen patiënten in de klinische uitkomstmaten. Gedurende de parodontale nazorg liep in beide groepen de gemiddelde pocketdiepte weer op, net als de %PD4-5 en %PD6+. De toename was sterker in de groep uitvallers, waardoor op T3 de groepen significant verschilden in parodontale status.

Beeld: Shutterstock

Een verhelderend beeld was dat in beide groepen 70% van de pockets met PD4-5 voorafgaand aan de behandeling naar PD1-3 ging op T2. Van de pockets met PD6+ ging 35% naar de PD4-5-groep. Gedurende de nazorg veranderde 30% van de PD1-3-sites echter weer in een PD4-5-site bij de trouwe bezoekers, tegenover 40% bij de uitvallers. Van de PD4-5-sites veranderde 15% in een PD6+ tegenover 25% in de groep met uitvallers.

De kans op het verliezen van een gebitselement was ruim 2 keer zo groot in de groep uitvallers. Het jaarlijkse verlies van gebitselementen tijdens de nazorg was significant hoger in de groep uitvallers (0,31 ± 0,50) dan bij de trouwe bezoekers (0,19 ± 0,55).

Beschouwing. In dit onderzoek werd gekeken naar het effect van stoppen met parodontale nazorg op de stabiliteit van het parodontium en het verlies van gebitselementen. Trouwe deelname aan de parodontale nazorg zorgde voor een stabiel parodontium en behoud van gebitselementen. De uitvallers daarentegen lieten een beperkte toename in pocketdiepte zien, maar stoppen met nazorg zorgde er niet voor dat de staat van het parodontium verslechterde tot de beginsituatie. Dit in tegenstelling tot wat zou worden verwacht. Mogelijk dat de patiënten wel de adviezen voor zelfzorg bleven volgen. De uitvallers verloren op jaarbasis wel significant meer gebitselementen. Uit de vergelijking van de slechtste molaren (PD6+) van beide groepen kon niet worden afgeleid dat parodontale verslechtering de reden van de extracties was. Kocher et al. (2024) suggereren dat het strikte universitaire nazorgprotocol in combinatie met regelmatige fluoride-applicatie zorgt voor minder cariës. Het positieve effect van parodontale nazorg zou dus wel eens via een niet-parodontale route kunnen komen.

Bron & Literatuur

  • Kocher T, Lösler K, Pink C, Grabe HJ, Holtfreter B. Effect of discontinuation of supportive periodontal therapy on periodontal status - A retrospective study. J Clin Periodontol 2024; Sep 5. Online ahead of print. https://doi.org/10.1111/jcpe.14062
  • Amerio E, Mainas G, Petrova D. Compliance with supportive periodontal/peri-implant therapy: A systematic review. J Clin Periodontol 2020; 47: 81-100.
  • de Wet LM, Slot DE, van der Weijden GA. Supportive periodontal treatment: Pocket depth changes and tooth loss. Int J Dent Hyg 2018; 16: 210-218.

Meer lezen? Log in of word abonnee

Informatie

Auteur(s) V. Zijnge
Rubriek Excerpten
Publicatiedatum 9 december 2024
Editie Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 131 - editie 12 - december 2024; 563-564

Winkelmandje

Er zitten geen programma's in het winkelmandje