Verlies van volume van de weke delen wordt gezien als belangrijke oorzaak van veroudering in het aangezicht. Dit volumeverlies is te compenseren door vettransplantatie. Hiermee kan een natuurlijk resultaat worden bereikt dat over langere tijd stabiel is. Vet wordt geoogst door liposuctie en na centrifugeren met stompe canules ingespoten in de doelgebieden in het aangezicht. Doel is het vet zodanig op de gewenste plaats aan te brengen, dat de vetpartikels overleven en geïntegreerd raken in het acceptorweefsel. Lipofilling kan goed worden gecombineerd met andere cosmetische behandelingen, zoals ooglidcorrectie en facelifts. Hoewel vettransplantatie een veilige procedure is, kunnen complicaties optreden. Deze hangen doorgaans samen met de techniek en de hoeveelheid ingespoten vet. Vettransplantatie is een waardevolle aanvulling op het behandelpalet van een mondziekten-, kaak- en aangezichtschirurg. Omdat slechts 40 tot 50% van het bereikte resultaat van vettransplantatie blijvend is, zullen vaak 1 of 2 herhalingsbehandelingen nodig zijn. Vettransplantatie is daarom vaak een gefaseerde behandeling.
Loss of volume in the soft tissues of the face is considered to be an important cause of facial ageing. This volume loss can be compensated by microfattransfer. This technique offers a natural and long-lasting effect. Fat is harvested with liposuction and after centrifugation it is injected into the target areas in the face using small blunt cannulas. The goal is to place the fat in the desired place in such a way that the fat will survive and become integrated in the acceptor tissue. Microfattransfer can be combined with other cosmetic facial procedures such as blepharoplasties and facelifts. Although fatgrafting is a safe technique, complications may occur. These are mostly related to technique and amount of fat injected. Microfattransfer is a useful adjunctive procedure in maxillofacial surgery. Because only 40-50% of the result of microfattransfer is permanent touching up is often necessary. Microfattransfer should be considered as a staged treatment modality.
Auteur(s) |
J. Jansma
R.H. Schepers A. Vissink |
---|---|
Rubriek | Onderzoek en wetenschap |
Publicatiedatum | 6 juni 2014 |
Editie | Ned Tijdschr Tandheelkd - Jaargang 121 - editie 6 - juni 2014; 330-335 |
DOI | https://doi.org/10.5177/ntvt.2014.06.14109 |
Er zitten geen programma's in het winkelmandje